Uitspraak 202100589/2/R4


Volledige tekst

202100589/2/R4.
Datum uitspraak: 26 februari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Lunteren, gemeente Ede,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Ede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Lunteren, Tuin van Euterpe (Dorpstraat 35)" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2021, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [verzoeker B], bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door L.E.H. Wolters en A. Houwer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. K.M. van Leeuwen, advocaat te Deventer, gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

3.       Het plan maakt onder meer mogelijk dat achter de woning van [verzoeker] een aantal seniorenwoningen kunnen worden gerealiseerd. [verzoeker] heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat hangende de beroepsprocedure de bomen achter de woning van [verzoeker] worden gekapt en dat een omgevingsvergunning wordt verleend op grond van het vastgestelde bestemmingsplan.

4.       Het plan voorziet in het realiseren van seniorenwoningen en niet in het kappen van bomen. Het kappen van bomen wordt geregeld via de omgevingsvergunning voor de activiteit vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Door het bestemmingsplan te schorsen wordt niet voorkomen dat de bomen zullen worden gekapt. Bovendien is een deel van de bomen al gekapt. In zoverre ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang. Ook niet in hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht over een eventuele omgevingsvergunning. [bedrijf] heeft het perceel gekocht en is degene die de woningen gaat realiseren. Ter zitting is namens [bedrijf] verklaard dat zij nog geen omgevingsvergunning voor het realiseren van de woningen heeft aangevraagd. Verder is namens haar aangegeven dat zij een dergelijke aanvraag ook niet zal indienen voordat de Afdeling een uitspraak in de bodemzaak heeft gedaan.

5.       Dat betekent dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.

6.       Ter zitting is de mogelijkheid besproken om een uitspraak in de bodemzaak te doen. Daarover merkt de voorzieningenrechter op dat de raad kort voor de zitting een verweerschrift heeft ingediend en dat de voorzieningenrechter het wenselijk acht om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen om daarop te reageren. Er kan dus nog geen uitspraak in de bodemzaak worden gedaan op grond van de stukken uit het dossier en hetgeen verhandeld tijdens de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting.

7.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Koning, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2021

712.