Uitspraak 202004874/1/R3


Volledige tekst

202004874/1/R3.
Datum uitspraak: 24 februari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Leutingewolde, gemeente Noordenveld,

en

de raad van de gemeente Westerkwartier,

verweerder.

Procesverloop

[appellante] heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4500, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad omtrent vaststelling van een door [appellante] verzochte aanpassing van het op 16 maart 2016 door de raad van de gemeente Leek (nu Westerkwartier) vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Leek en Oldebert" voor haar perceel [locatie] te Leek.

[appellante] heeft ook beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op haar bezwaarschrift van 22 juli 2020, gericht tegen het besluit van 24 juni 2020, waarbij het verzoek van [appellante] om het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Leek en Oldebert" voor het perceel [locatie] te Leek is afgewezen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2021, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T. Auwerda en S. Evenhuis, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellante] heeft de raad van de gemeente Leek (nu Westerkwartier) bij brieven van 30 juli 2018 en 21 september 2018 verzocht het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Leek en Oldebert" voor haar perceel [locatie] te wijzigen. Omdat de raad niet binnen twee weken nadat hij in gebreke was gesteld alsnog had beslist omtrent vaststelling van het bestemmingsplan, heeft de Afdeling in haar uitspraak van 12 augustus 2019 het daartegen gerichte beroep van [appellante] gegrond verklaard en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan vernietigd. Verder heeft de Afdeling de raad opgedragen om uiterlijk 8 mei 2020 een besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Zij heeft bepaald dat de raad aan [appellante] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee de raad de hiervoor genoemde termijn voor de bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 bedraagt, met een maximum van € 15.000,00.

Besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan

2.    [appellante] heeft beroep ingesteld tegen het wederom niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. [appellante] verzoekt de Afdeling om de raad opnieuw een termijn te stellen waarbinnen een besluit moet worden genomen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan onder dreiging van een dwangsom.

2.1.    De raad heeft een besluit overgelegd van 24 juni 2020. In dit besluit staat dat het verzoek van [appellante] van 30 juli 2018 tot herziening van het bestemmingsplan voor het perceel [locatie] te Leek wordt afgewezen.

2.2.    In het dictum van de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2019 heeft de raad de opdracht gekregen om een besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling stelt vast dat de raad op 24 juni 2020 aan deze opdracht heeft voldaan door het verzoek van [appellante] om een bestemmingsplanherziening af te wijzen. [appellante] heeft ter zitting betoogd dat niet is voldaan aan de opdracht die de Afdeling in de uitspraak van 12 augustus 2019 heeft gegeven, omdat de raad volgens haar alleen kon voldoen aan de opdracht door te besluiten het bestemmingsplan voor het perceel [locatie] te herzien. Dit betoog van [appellante] volgt de Afdeling niet. Een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan kan ook betekenen dat afwijzend op de aanvraag wordt beslist. Uit de uitspraak van de Afdeling 12 augustus 2019 volgt niet dat de raad gehouden zou zijn het verzoek van [appellante] van 30 juli 2018 in te willigen. Het betoog dat de raad nog geen besluit heeft genomen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Leek en Oldebert", mist feitelijke grondslag.

2.3.    Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan is ongegrond.

Besluit op het bezwaarschrift van [appellante]

3.    Tot op heden is door de raad geen besluit genomen op het bezwaarschrift van [appellante] van 22 juli 2020. Vaststaat dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar is overschreden.

3.1.    Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb luidt: "Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden."

Het tweede lid luidt: "Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:

a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en

b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is."

3.2.    Bij brieven van 22 september 2020 en 4 november 2020 heeft [appellante] de raad medegedeeld dat hij in gebreke is met het tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift. De raad heeft vervolgens niet binnen twee weken alsnog een besluit genomen op het bezwaarschrift van 22 juli 2020.

3.3.    Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op het bezwaarschrift van [appellante] van 22 juli 2020 is gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd.

3.4.    De raad moet op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb alsnog een besluit op het bezwaar van [appellante] van 22 juli 2020 nemen en dit besluit bekend maken. De Afdeling zal hiervoor een termijn stellen.

3.5.    De Afdeling bepaalt verder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De Afdeling zal de hoogte van deze dwangsom vaststellen op € 100,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00.

3.6.    Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van de gemeente Westerkwartier omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan ongegrond;

II.    verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond;

III.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van de raad van de gemeente Westerkwartier van 24 juni 2020;

IV.    draagt de raad van de gemeente Westerkwartier op om uiterlijk op 28 mei 2021 een besluit op het bezwaar van [appellante] te nemen en bekend te maken;

V.    bepaalt dat de raad van de gemeente Westerkwartier aan [appellante] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);

VI.    gelast dat de raad van de gemeente Westerkwartier aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021

646.