Uitspraak 202100431/2/R4


Volledige tekst

202100431/2/R4.
Datum uitspraak: 17 februari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster A], gevestigd te [plaats], en [verzoeker B], wonend te Amersfoort (hierna: [verzoekers]),

en

de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Lorentzstraat 17a" gewijzigd vastgesteld.

Bij besluit van 3 december 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen van 17 woningen op het perceel Dool-Om-Bergh 2 t/m 18 (voorheen Lorentzstraat 17a).

Tegen deze besluiten hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 februari 2021, waar [verzoekers] zijn vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en waar [verzoeker B] ook is verschenen. Ter zitting zijn tevens verschenen de raad en het college, beide vertegenwoordigd door M. Stomp en ing. E. Roelofsen. Verder is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D], verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Bij besluit van 28 januari 2020 heeft de raad besloten tot het toepassen van de coördinatieregeling. Daarom zijn de besluiten van 24 november 2020 en 3 december 2020 voor de mogelijkheid van beroep als één besluit aangemerkt.

3.    Voor het perceel - voorheen bekend als Lorentzstraat 17a - in de wijk Leusderkwartier is een initiatief ingediend voor de bouw van 17 woningen. Het gaat om de voormalige bedrijfslocatie van [wegenbouwer A], later [naam] wegenbouw/Dura Vermeer. Het perceel maakt deel uit van een terrein met een bedrijfsbestemming, die wordt omsloten door voornamelijk woningen aan de Lorentzstraat, Arnhemseweg, Everard Meysterweg en Woestijgerweg. Het bouwen van de woningen is niet in overeenstemming met de bedrijfsbestemming die het perceel heeft in het bestemmingsplan "Amersfoort Zuid en Kattenbroek". Om dit initiatief desondanks mogelijk te maken, is voor het perceel een bestemmingsplan opgesteld. Verder is in het kader van de coördinatieregeling een omgevingsvergunning aangevraagd en verleend voor onder meer het bouwen van 17 woningen.

4.    De percelen van [verzoekers] grenzen aan de oostzijde direct aan het plangebied. Een perceel van [verzoeker B] grenst met de bestaande uitweg op de Lorentzstraat ook aan de zuidzijde aan het plangebied. [verzoekers] exploiteren op hun percelen ofwel hun eigen bedrijf, of verhuren commercieel bedrijfsruimten aan verschillende huurders. In de bedrijfsgebouwen zijn enkele kleine aannemersbedrijven met machinale houtbewerking, een meubelmakerij met houtbewerkingsmachine, een loodgietersbedrijf, een hoveniersbedrijf en DPG media B.V. gehuisvest, die de distributie van kranten en reclamebladen verzorgt. De buitenterreinen worden naar gesteld gebruikt voor de stalling en opslag van (bouw)materialen, vuilcontainers en materieel van deze bedrijven, zoals materiaalzeecontainers en schaftwagens. [verzoekers] vrezen klachten van de toekomstige bewoners van de 17 voorziene woningen over geluid- en gebruiksoverlast en voor de daaruit mogelijk voortvloeiende beperkingen voor de bedrijfsvoering en/of exploitatie van hun bedrijven/bedrijfsverzamelgebouwen.

Het verzoek om een voorlopige voorziening

5.    [verzoekers] hebben de voorzieningenrechter gevraagd om het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning te schorsen, om te voorkomen dat van de omgevingsvergunning gebruik zal worden gemaakt en er onomkeerbare bouw- en of aanlegwerkzaamheden worden uitgevoerd voordat op het beroep is beslist.

6.    [partij] heeft op de zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat alle woningen zijn verkocht of zullen worden verhuurd. Zij wil zo snel mogelijk met de bouw van de woningen starten.

7.    [verzoekers] betogen dat de afstand van de voorziene woningen tot aan hun percelen te kort is. Daardoor kan niet langer worden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ook wordt er afgeweken van de aanbevolen afstand uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Volgens [verzoekers] is onvoldoende onderzoek gedaan naar de bestaande situatie en worden hun bestaande rechten onvoldoende beschermd tegen de door de besluiten mogelijk gemaakte nieuwe situaties die daarop inbreuk kunnen maken. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben [verzoekers] een akoestisch onderzoek, uitgevoerd door SPA WNP ingenieurs van 14 januari 2021, overgelegd. Gelet op dit onderzoek moet worden geconcludeerd dat de besluitvorming van de raad en het college een deugdelijk akoestisch onderzoek ontbeert en dat voor de voorziene woningen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en er daarom geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Door realisering van de woningen zal de bedrijfsvoering van de bestaande bedrijven negatief worden beïnvloed, aldus [verzoekers].

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsactiviteiten door de bouw van de woningen. De bestaande woningen rondom het binnenterrein aan de Everard Meysterweg, Woestijgerweg en Lorentzstraat liggen al op korte afstand van de bedrijfsgebouwen. Deze woningen zijn maatgevend en beperkend voor de bedrijfsactiviteiten. Volgens de raad is in het akoestisch onderzoek van SPA WNP een aantal onjuiste uitgangspunten voor de bedrijfsactiviteiten gebruikt, waardoor dat onderzoek een onrealistisch beeld geeft. Ter plaatse zijn, anders dan waarvan wordt uitgegaan, volgens de raad alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 van de "Staat van bedrijfsactiviteiten Amersfoort Zuid en Kattenbroek" toegestaan of bedrijven die daarmee gelijkgesteld kunnen worden. De richtafstand uit de VNG-brochure is ter plaatse slechts 10 meter en kan worden verlaagd naar 0 meter. Indien zou moeten worden uitgegaan van bedrijven uit categorie 3.1, zoals gesteld door [verzoekers], dan zou niet aan de richtafstand kunnen worden voldaan, maar daarvan moet volgens de raad niet worden uitgegaan. De raad stelt verder dat de bedrijfsmatige opslag op het binnenterrein niet is toegestaan. Het terrein ligt namelijk vóór de voorgevel en het gebruik van onbebouwde gronden als onder meer opslagplaats en bergplaats is niet toegestaan. Dit strijdige gebruik is daarom ook niet maatgevend of beperkend voor het plan.

7.2.    Naar voorlopig oordeel hebben de raad en het college zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat [verzoekers] al geruime tijd slechts bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 mogen uitvoeren en dat het ook al geruime tijd geleden is dat er legaal ter plaatse bedrijven uit een hogere categorie gevestigd waren. Zoals op de zitting van de voorzieningenrechter naar voren is gebracht, gaat het bestemmingsplan sinds 2008 uit van bedrijven uit categorie 1, met een in het bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid tot afwijking om categorie 2 mogelijk te maken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [verzoekers] niet aannemelijk gemaakt dat ter plaatse in overeenstemming met dat bestemmingsplan bij recht of krachtens het daarin opgenomen overgangsrecht bedrijven zijn gevestigd met een hogere categorie dan 1. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat de raad en het college hebben uiteengezet dat er bij hen, noch bij de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht, geldige meldingen of vergunningen bekend waren in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer of de Wet milieubeheer. Ervan uitgaande dat ter plaatse alleen bedrijfsactiviteiten uit categorie 1, hooguit categorie 2, zijn toegestaan, heeft de raad de bouw van 17 woningen op deze locatie naar voorlopig oordeel uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar kunnen achten. Daarom acht de voorzieningenrechter de verwachting gerechtvaardigd dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure niet zullen worden vernietigd, althans dat de bouw van de voorziene 17 woningen ruimtelijk inpasbaar zal blijken. Gelet hierop, zal de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

Met name gelet op hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht over de activiteiten op het binnenterrein en de ligging van de voorgevel, ziet de voorzieningenrechter enige ruimte voor twijfel aan het standpunt van de raad, maar deze is gelet op de wederzijdse belangen in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende om het verzoek in te willigen. In de bodemprocedure zal daarover een oordeel moeten worden gegeven. Van de zijde van [partij] is op de zitting van de voorzieningenrechter aangegeven dat zij zich ervan bewust is dat bouwen, alvorens de bodemprocedure is afgerond, op eigen risico geschiedt. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de zitting van de bodemprocedure in mei of juni 2021 zal plaatsvinden.

Conclusie

8.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2021

672.