Uitspraak 202002829/2/R2


Volledige tekst

202002829/2/R2.
Datum uitspraak: 9 februari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

De Vereniging Het Groene Hart Brabant, gevestigd te Boxtel, de Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, de Stichting Het Noord-Brabants Landschap, gevestigd te ’s-Hertogenbosch en de Vereniging B-Team Oisterwijk, gevestigd te Oisterwijk, (hierna: het Groene Hart Brabant en anderen), verzoekers,

en

de raad van de gemeente Oisterwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuw Landgoed Reuseldal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben het Groene Hart Brabant en anderen beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het Groene Hart Brabant en anderen, de raad en [partij A], [partij B], [partij C] en [partij D] (hierna: [partij] en anderen) hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2021, waar het Groene Hart Brabant en anderen, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, vergezeld door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door ing. L.H.M. Kamerling-Hagens en ir. E.M.A. van Kempen, zijn verschenen. Voorts zijn daar [partij] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.H.D. Elings, advocaat te Tilburg, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om binnen het plangebied 3 landhuiskavels met een gezamenlijke oppervlakte van 0,95 ha, alsmede 8,25 ha nieuwe natuur te realiseren. Het plangebied ligt ten oosten van de kern Moergestel en betreft het oostelijk beekdal van de Reusel ter hoogte van de Oirschotseweg. Het heeft een oppervlakte van 15 ha.

Het Groene Hart Brabant en anderen kunnen zich niet met de vaststelling van het bestemmingsplan verenigen. Zij hebben daartegen een groot aantal beroepsgronden naar voren gebracht, onder meer met betrekking tot de herbegrenzing van het Natuur Netwerk Brabant, alsmede over gestelde strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant en het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Ook zien de beroepsgronden op de vastgestelde bestemmingsplanregels.

Ontvankelijkheid

3.    De raad en [partij] en anderen bestrijden de ontvankelijkheid van de verzoeken van appellanten omdat naar zij stellen, verzoekers niet zijn aan te merken als belanghebbenden bij het besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast voeren zij aan dat de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noord-Brabants Landschap en de Vereniging B-Team Oisterwijk geen zienswijzen hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De redenen waarom verzoekers hebben gesteld dat hun beroepen en verzoeken toch ontvankelijk moeten worden geacht, te weten de verwijzing naar het Verdrag van Aarhus, alsmede omdat het bestemmingsplan naar zij stellen gewijzigd is vastgesteld, hebben de raad en [partij] en anderen gemotiveerd bestreden.

Volgens [partij] en anderen heeft de raad verder de op 24 oktober 2019 digitaal ingediende zienswijzen van Het Groene Hart Brabant ten onrechte ontvankelijk geacht. Deze zienswijzen zijn volgens [partij] en anderen niet tijdig ingediend, omdat de digitale weg voor het indienen daarvan niet openstond.

3.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

3.2.    Het belang dat Het Groene Hart Brabant zich blijkens haar statuten ten doel stelt te behartigen, is onder meer het bijdragen aan verbetering van de milieukwaliteit in de ruimste zin des woords en het behoud en versterking van het groene karakter van het buitengebied in Noord-Brabant, in het bijzonder dat van het groene hart van Brabant, gelegen binnen de stedendriehoek Den Bosch, Tilburg en Eindhoven. Dit doel is mede gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb.

Het gebied waarop het plan betrekking heeft, ligt binnen de territoriale begrenzing van de statutaire doelomschrijving en binnen de stedendriehoek Den Bosch, Tilburg en Eindhoven.

Hetgeen de raad en [partij] en anderen naar voren hebben gebracht over de feitelijke werkzaamheden van Het Groene Hart Brabant, vormt voorshands geen grond voor het oordeel dat zij geen belanghebbende is bij het besluit. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3027). De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde geen grond hierover thans anders te oordelen.

De voorzieningenrechter volgt evenmin de stelling dat het beroep ontoelaatbaar is uitgebreid ten opzichte van hetgeen in de zienswijze van Het Groene Hart Brabant naar voren is gebracht. De voorzieningenrechter wijst erop dat in beroep geen andere planonderdelen zijn bestreden dan in de zienswijze en dat het de beroepsgerechtigde - anders dan de raad kennelijk meent - vrij staat om ten aanzien van die planonderdelen nieuwe argumenten naar voren te brengen.

Nu naar voorlopig oordeel in ieder geval Het Groene Hart Brabant in haar verzoek om voorlopige voorziening kan worden ontvangen, komt de voorzieningenrechter toe aan de inhoudelijke behandeling van dat verzoek. Hetgeen over de ontvankelijkheid van de andere verzoekers is gesteld, kan en zal de voorzieningenrechter nu buiten bespreking laten.

Spoedeisendheid

4.    De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoed zich voordoet. Bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan kan en moet op basis van dit plan een omgevingsvergunning voor de realisering van de 3 landhuizen worden verleend. Gebleken is dat [partij] en anderen voornemens zijn om op dat moment de voor het project benodigde omgevingsvergunningen aan te vragen en zij vervolgens een aanvang zullen maken met de realisering daarvan.

Beoordeling van het verzoek

5.    Ter zitting hebben verzoekers te kennen gegeven dat hun verzoek ziet op de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer". Hun verzoek strekt ertoe te voorkomen dat binnen het plangebied landhuiskavels worden aangelegd, 3 woningen worden gebouwd en een ontsluitingsweg naar die kavels en woningen wordt gerealiseerd.

Zoals ter zitting reeds is besproken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat wat verzoekers hebben aangevoerd in hun verzoek om een voorlopige voorziening, nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet leent. De voorzieningenrechter zal daarom met een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanleg van de landhuiskavels en de bouw van de 3 woningen met bijbehorende erven alsmede het realiseren van een ontsluitingsweg naar de betrokken woningen, onherstelbaar nadeel zal toebrengen aan de natuur in het betrokken gebied dat weliswaar agrarisch werd gebruikt, maar dat was aangewezen voor natuurontwikkeling.

Desgevraagd hebben [partij] en anderen ter zitting hun belang bij het uitblijven van de gevraagde voorlopige voorziening en een spoedige inwerkingtreding van het bestemmingsplan toegelicht. Deze belangen hangen samen met de wens om mede vanwege persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [partij] en anderen op korte termijn te kunnen beginnen met de bouw van de betrokken woningen. Hoewel de voorzieningenrechter daar begrip voor heeft, kan aan dat belang niet zoveel gewicht worden toegekend, dat het door Het Groene Hart Brabant gestelde algemene belang van mogelijke aantasting van de betrokken natuur, daarvoor moet wijken.

6.    De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de hierna volgende voorziening te treffen.

Proceskostenveroordeling

7.    De raad van de gemeente Oisterwijk dient ten aanzien van

Het Groene Hart Brabant en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 23 januari 2020, zaaknummer 77771, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nieuw Landgoed Reuseldal", voor zover dat betrekking heeft op de plandelen met de enkelbestemming "Wonen", alsmede voor zover het besluit betrekking heeft op het plandeel met de enkelbestemming "Verkeer";

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van de bij Vereniging het Groene Hart Brabant en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan de Vereniging het Groene Hart Brabant en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2021

641.