Uitspraak 202003488/1/A2


Volledige tekst

202003488/1/A2.
Datum uitspraak: 10 februari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2020 in zaken nrs. 18/4888 en 19/3993 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

de RDW.

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de RDW een aanvraag van [wederpartij] om afgifte van een Nederlands rijbewijs, door omwisseling van een buitenlands rijbewijs, buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 5 juli 2019 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 mei 2020 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2019 vernietigd en de RDW opgedragen binnen zes weken na de uitspraak en met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen. Tevens heeft de rechtbank het beroep van [wederpartij] tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard en door de RDW verbeurde dwangsommen vastgesteld.

Tegen deze uitspraak heeft de RDW hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2021, waar de RDW, vertegenwoordigd door I.J. Brouwer, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1.    Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Het geschil

2.    Aan de orde is of de RDW er terecht van is uitgegaan dat het Hongaarse rijbewijs dat [wederpartij] wil omwisselen voor een Nederlands rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de gebruikelijke termijn van geldigheid voor Hongaarse rijbewijzen en dat de RDW daarom een Verklaring van Geschiktheid (hierna: VVG) van [wederpartij] mocht verlangen.

Aanleiding van het geschil

3.    [wederpartij] heeft op 3 mei 2018 aan de RDW gevraagd haar Hongaarse rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. Bij brief van 15 mei 2018 heeft de RDW aan [wederpartij] gevraagd de aanvraag aan te vullen met een VVG. [wederpartij] heeft hier niet op gereageerd. [wederpartij] heeft op 17 september 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Bij besluit van 5 maart 2019, gehandhaafd bij besluit van 5 juli 2019, heeft de RDW besloten de aanvraag van [wederpartij] tot omwisseling van haar rijbewijs niet verder in behandeling te nemen en geen Nederlands rijbewijs af te geven omdat een VVG ontbreekt. De RDW stelt zich onder verwijzing naar artikel 45 van het Reglement rijbewijzen (hierna: het Rr) op het standpunt dat het zonder geschiktheidsverklaring afgeven van een Nederlands rijbewijs tegen overlegging van een Hongaars rijbewijs alleen kan als het Hongaarse rijbewijs niet is afgegeven voor een kortere duur dan de gebruikelijke. Volgens de RDW is het Hongaarse rijbewijs van [wederpartij] afgegeven voor een kortere duur dan de gebruikelijke afgifteduur van 10 jaar in Hongarije. Voor de afgifte ("vernieuwing") van een Nederlands rijbewijs moet voldaan worden aan de eis dat ten behoeve van de aanvrager een VVG is geregistreerd. Daarbij wijst de RDW erop dat voor afgifte van een vervangend rijbewijs ("vervanging") voor de resterende geldigheidsduur die eis niet geldt.

Aangevallen uitspraak

4.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de RDW er ten onrechte van is uitgegaan dat het Hongaarse rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de gebruikelijke termijn van geldigheid en daarom ten onrechte een VVG van [wederpartij] heeft verlangd. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen gelet op informatie van het Hongaarse Ministerie van Binnenlandse zaken die de RDW desgevraagd heeft ingewonnen, gelezen in samenhang met de toepasselijke Hongaarse regelgeving over de geldigheid van rijbewijzen. Hieruit volgt dat een rijbewijs geldig is gedurende de geldigheidsduur van de voor iedereen verplichte medische verklaring die bij de aanvraag voor een rijbewijs overgelegd moet worden. Omdat het rijbewijs pas kan worden aangevraagd nadat de medische verklaring is verkregen, is het gebruikelijk dat de geldigheidsduur van het rijbewijs korter is dan 10 jaar. Volgens de rechtbank heeft de RDW daarmee ten onrechte de beslissing op de aanvraag van [wederpartij] aangehouden in afwachting van een VVG en daarom niet tijdig op die aanvraag beslist.

Gronden hoger beroep

5.    De RDW betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij op juiste gronden de aanvraag heeft aangehouden in afwachting van een VVG en derhalve geen sprake was van overschrijding van de beslistermijn. Dat de RDW terecht een VVG van [wederpartij] heeft gevraagd volgt uit het feit dat de geldigheidsduur van haar rijbewijs korter was dan de gebruikelijke geldigheidsduur van 10 jaar. In dit verband wijst de RDW erop dat artikel 7, tweede lid, onder a, van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de raad van 20 december 2006 (PbEG L 403; hierna: de Richtlijn) voorschrijft dat de standaard geldigheidsduur van een rijbewijs voor categorie B, zoals in deze zaak aan de orde, 10 jaar dient te zijn. Overeenkomstig de Richtlijn is in artikel 45, eerste lid, onder b, sub II van het Rr ervan uitgegaan dat de standaard geldigheidsduur van rijbewijzen in elke lidstaat 10 jaar is. De wetgever had bij de totstandkoming van het Rr voor ogen dat als een rijbewijs een kortere geldigheidsduur heeft dan 10 jaar, er sprake is van een beperking van de rijgeschiktheid, aldus de RDW. Om te kunnen bepalen of die beperking gevolgen heeft voor de afgifte en geldigheidsduur van het Nederlandse rijbewijs is bepaald dat een gezondheidsverklaring ingevuld moet worden. Zonder een dergelijke gezondheidsverklaring kan niet beoordeeld worden of de aanvrager rijgeschikt is, dan wel of sprake is van een medische beperking die bijvoorbeeld zou moeten leiden tot een kortere geldigheidsduur.

Hongarije hanteert geen concrete gebruikelijke geldigheidsduur anders dan de in de Richtlijn voorgeschreven 10 jaar. De geldigheidsduur van categorie B heeft Hongarije evenwel afhankelijk gemaakt van een verplicht periodiek medisch onderzoek. Daarmee heeft Hongarije volgens de RDW kennelijk toepassing gegeven aan de uitzonderingsgrond zoals die in artikel 7, derde lid, van de Richtlijn is opgenomen. Hongarije heeft ervoor gekozen om min of meer standaard uit te gaan van een geldigheidsduur van 10 jaar minus de periode tussen de uitkomst van het verplichte periodiek medische onderzoek en de afgiftedatum van het rijbewijs. Dit leidt tot een variabele geldigheidsduur die niet kan worden aangemerkt als gebruikelijke geldigheidsduur. Omdat niet elke medische beperking of ongeschiktheid met een code op het rijbewijs wordt vermeld en de RDW niet op de hoogte is van de inhoud van het Hongaarse gezondheidsrapport van [wederpartij], is het voor de RDW niet mogelijk om te bepalen of de kortere geldigheidsduur dan 10 jaar komt doordat er na afkomen van het medische onderzoek is gewacht met de aanvraag van het rijbewijs of omdat er sprake is van een medische beperking. Omdat wordt afgeweken van de standaardtermijn, wordt ervan uitgegaan dat sprake is van een medische indicatie. Uit oogpunt van verkeersveiligheid is het eisen van een VVG dan van essentieel belang, aldus de RDW.

Beoordeling hoger beroep

6.    Zoals blijkt uit zijn toelichting, gaat de RDW er bij de toepassing van artikel 45, eerste lid, onder b, sub II, van de Rr vanuit dat de standaard geldigheidsduur van rijbewijzen in elke lidstaat 10 jaar is overeenkomstig de Richtlijn. Artikel 7, tweede lid, van de Richtlijn spreekt van een administratieve geldigheidsduur van 10 jaar voor rijbewijzen afgegeven vanaf 19 januari 2013 voor onder meer categorie B. Uit de bijlage bij de Richtlijn met voorschriften betreffende het Europees model van rijbewijzen volgt dat op de voorzijde van het rijbewijs bij rubriek 4b de datum staat waarop de administratieve geldigheidsduur van het rijbewijs afloopt. Het Hongaarse rijbewijs van [wederpartij] voldoet aan het Europees model, zoals opgenomen in bijlage I van de Richtlijn. Het rijbewijs van [wederpartij] is afgegeven op 3 november 2011. De administratieve geldigheidsduur loopt volgens de datumvermelding bij rubriek 4b af op 3 november 2021. De Afdeling stelt daarmee vast dat de administratieve geldigheidsduur van het rijbewijs van [wederpartij] 10 jaar is. Gelet hierop en nu het rijbewijs van [wederpartij] is afgegeven vóór 19 januari 2013, kan het standpunt van de RDW dat de Hongaarse autoriteiten in de situatie van [wederpartij] kennelijk toepassing hebben gegeven aan de uitzonderingsgrond neergelegd in artikel 7, derde lid, van de Richtlijn, niet worden gevolgd.

7.    In artikel 45, eerste lid, sub b, onder II, van het Rr wordt gesproken over de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid. In deze bepaling wordt geen onderscheid gemaakt tussen de administratieve geldigheidsduur die op de voorzijde van het rijbewijs is vermeld en de periode van rijgeschiktheid voor het besturen van een specifieke categorie voertuigen die op de achterzijde van het rijbewijs is vermeld. Indien wordt uitgegaan van de administratieve geldigheidsduur die vermeld is op de voorzijde van het rijbewijs van [wederpartij], dan is het rijbewijs verleend voor de standaard geldigheidsduur van 10 jaar waar de RDW vanuit gaat. Maar ook indien wordt uitgegaan van de periode van rijgeschiktheid die is vermeld op de achterzijde van het rijbewijs, heeft de RDW ten onrechte de eis van een VVG gesteld op grond van artikel 45, eerste lid, sub b, onder II, van het Rr. Gelet op de informatie over de afgifte van rijbewijzen in Hongarije bestaat, zoals de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding om aan te nemen dat het Hongaarse rijbewijs van [wederpartij] is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de gebruikelijke termijn van geldigheid. Uit die informatie volgt dat het in Hongarije gebruikelijk is dat de periode van rijgeschiktheid voor het besturen van een voertuig van categorie B die op de achterzijde van het rijbewijs is vermeld, wordt gerelateerd aan een medische verklaring die iedere aanvrager moet overleggen. Die medische verklaring is geldig voor 10 jaar en dient iedere 10 jaar opnieuw te worden aangevraagd. De medische verklaring dient noodzakelijkerwijs te worden aangevraagd voorafgaand aan het aanvragen van (de verlenging van) het rijbewijs. Dat brengt met zich dat de in het Hongaarse rijbewijs vermelde periode van rijgeschiktheid voor het besturen van een voertuig van categorie B per definitie korter is dan 10 jaar. Hoeveel korter dan 10 jaar die periode om deze reden is, is afhankelijk van de datum waarop het rijbewijs na afgifte van de medische verklaring wordt aangevraagd en verstrekt. Dat daarmee geen sprake is van een standaardtermijn maar van een variabele geldigheidsduur doet er niet aan af dat het gaat om de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid.

Uit het Hongaarse rijbewijs van [wederpartij] volgt dat de periode van rijgeschiktheid voor het besturen van voertuigen voor categorie B, loopt van 14 oktober 2011, dat is de datum van eerste afgifte, tot 23 juni 2021. Deze periode bedraagt 9 jaar en ruim 8 maanden. Gelet op deze periode in samenhang bezien met de op grond van de Hongaarse regelgeving gemaakte koppeling aan de geldigheidsduur van een medische verklaring, ligt het in de rede dat de periode van rijgeschiktheid korter is dan 10 jaar om administratieve redenen aangezien het rijbewijs pas kon worden aangevraagd nadat de medische verklaring is verkregen en die medische verklaring voor 10 jaar geldig is. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat medische belemmeringen ten grondslag lagen aan de in het rijbewijs van [wederpartij] opgenomen periode van rijgeschiktheid voor categorie B. De koppeling met de geldigheidsduur van de medische verklaring waarover zij bij haar aanvraag diende te beschikken, is daartoe op zichzelf onvoldoende. Verder zijn geen aanvullende of beperkende gegevens in code op het rijbewijs opgenomen. Een en ander wordt nog eens bevestigd door de door [wederpartij] overgelegde medische verklaring van 23 juni 2011, waarin het resultaat ‘FIT’ is vermeld en een nieuwe afspraakdatum op 23 juni 2021. De RDW kan dan ook niet worden gevolgd in zijn standpunt dat het voor de verkeersveiligheid van essentieel belang zou zijn om vast te stellen dat bij [wederpartij] geen sprake is van een medische beperking.

Gelet op het vorenstaande heeft de RDW ten onrechte voor afgifte van een rijbewijs aan [wederpartij] de eis van registratie van een VVG gesteld als bedoeld in artikel 45, eerste lid, sub b, onder II, van het Rr.

8.    Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De RDW dient een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.

10.    De RDW dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    draagt de directie van de Dienst Wegverkeer op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit aan [wederpartij] toe te zenden;

III.    veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.

w.g. Van Ettekoven
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021

343.

BIJLAGE - WETTELIJK KADER

Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de raad van 20 december 2006

Artikel 2 Onderlinge erkenning

1. De door de lidstaten afgegeven rijbewijzen worden onderling erkend.

(…)

Artikel 7 Afgifte, geldigheid en verlenging

1. (…)

2. a) Vanaf 19 januari 2013 hebben de door de lidstaten voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 en BE afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van tien jaar. (…)

3. De verlenging van het rijbewijs op het moment dat de administratieve geldigheidsduur verstrijkt, is afhankelijk van:

(…)

De lidstaten mogen de in lid 2 omschreven administratieve geldigheidsduur van individuele rijbewijzen van alle categorieën beperken als het nodig is vaker medische controles uit te voeren of andere specifieke maatregelen toe te passen, bv. beperkingen voor verkeersovertreders.

Artikel 11 Diverse bepalingen betreffende de inwisseling, intrekking, vervanging en erkenning van rijbewijzen

1. Indien de houder van een door een lidstaat afgegeven geldig rijbewijs zijn gewone verblijfplaats naar een andere lidstaat heeft overgebracht, kan hij om inwisseling van zijn rijbewijs tegen een gelijkwaardig rijbewijs verzoeken. De lidstaat die tot inwisseling overgaat, moet nagaan voor welke categorie het overgelegde rijbewijs nog geldig is.

(…)

Bijlage I Voorschriften betreffende het Europees model van het rijbewijs

(…)

3. Het rijbewijs heeft twee zijden:

Bladzijde 1 bevat:

(…)

d) de gegevens die specifiek zijn voor het afgegeven rijbewijs, met de volgende nummers:

(…)

4.a. de datum van afgifte van het rijbewijs

4.b. de datum waarop de administratieve geldigheidsduur van het rijbewijs afloopt (…)

Bladzijde 2 bevat:

a) 9. de voertuigcategorie die de houder gerechtigd is te besturen

(de nationale categorieën worden in een ander lettertype gedrukt dan de geharmoniseerde categorieën);

10. de datum van eerste afgifte per categorie (deze datum moet bij iedere latere vervanging of inwisseling op het nieuwe rijbewijs worden vermeld);

11. de datum waarop de geldigheidsduur afloopt voor elke categorie;

12. de eventuele aanvullende of beperkende gegevens in code naast elke desbetreffende categorie.

Reglement rijbewijzen

Artikel 45

1. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

(…)

b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

(…)

II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

(…)