Uitspraak 202006536/2/A3


Volledige tekst

202006536/2/A3.
Datum uitspraak: 27 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Leiden,

om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2020 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland [verzoeker] onder

aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Leiden binnen 8 weken te ontruimen.

Bij besluit van 7 juli 2020 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 januari 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigden], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door H.J. Walburg en W.B.A. Mullink, zijn verschenen.

[verzoeker] heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht het dagelijks bestuur te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.

Overwegingen

1.       Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met de artikelen 8:84, vijfde lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.

2.       Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de besluiten van 21 februari 2020 en 7 juli 2020 wordt geschorst, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het ingestelde hoger beroep. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven de besluiten te schorsen, in afwachting van de beoordeling van een door [verzoeker] in te dienen urgentieaanvraag. Het dagelijks bestuur is aldus gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.

3.       Het verzoek dient als gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        veroordeelt het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

II.       gelast dat het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 265,00 (zegge: tweehonderdvijfenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021

753.