Uitspraak 201903087/2/R3


Volledige tekst

201903087/2/R3.
Datum uitspraak: 27 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te De Wijk, gemeente De Wolden,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te De Wijk, gemeente De Wolden,

appellanten,

en

de raad van de gemeente De Wolden,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1766 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de daar omschreven gebreken in het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 28 februari 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 29 oktober 2020 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant sub 2] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak, onder 10.1, overwogen dat in paragraaf 3.2 van de plantoelichting is vermeld dat de straten vanuit de Wijk Dunningen 3e fase oostwaarts worden doorgetrokken. Hoewel in het bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk" de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is toegekend aan de gronden aan de zuidelijke zijde van het plangebied, kent het plan "Dunningen 3e fase, de Wijk" de bestemming "Groen" toe aan de gronden die ten oosten moeten aansluiten op de voorziene weg. Uit artikel 3, lid 3.1, onder a en b, van de planregels bij het plan "Dunningen 3e fase, de Wijk" volgt dat de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer zijn bestemd voor groenvoorzieningen met daarbij behorende paden. Deze bestemming maakt geen wegen mogelijk. Gelet hierop kan de Oosterakker niet oostwaarts worden doorgetrokken zoals in het plan "Dunningen 4e fase, de Wijk" is voorzien.

De Afdeling heeft verder in de tussenuitspraak, onder 11.2, overwogen dat de Oosterakker niet oostwaarts in het plan "Dunningen 4e fase, de Wijk" kan worden doorgetrokken. Dit betekent dat ook de west-oost wig ter plaatse van de Oosterakker niet kan worden gerealiseerd.

De Afdeling heeft ten slotte in de tussenuitspraak, onder 14.1, overwogen dat in de planregels een concrete verwijzing over de inrichting en de instandhouding van de stroken grond van het plangebied die grenzen aan het plan "Dunningen 3e fase, de Wijk" en de strook grond ten westen van de levensloopbestendige woningen met de bestemming "Groen" had moeten worden opgenomen. Dat is ten onrechte niet gebeurd.

2.       Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen het besluit van 28 februari 2019 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om, met inachtneming van wat is overwogen onder 10.1 en 11.2, te waarborgen dat de Oosterakker oostwaarts kan worden doorgetrokken in het plan "Dunningen 4e fase, de Wijk". Daarnaast heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om, met inachtneming van wat is overwogen onder 14.1, een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen waarmee wordt geregeld dat de gronden van het plangebied die grenzen aan het plan "Dunningen 3e fase, de Wijk" met de bestemming "Groen" en de strook grond ten westen van de levensloopbestendige woningen met de bestemming "Groen" als wadi en extra waterberging worden ingericht en in stand worden gehouden.

Het herstelbesluit

4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk" met het herstelbesluit opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

5.       Bij het herstelbesluit is de bestemming "Verkeer" toegekend aan een strook grond op de westelijke zijde van het plangebied, waardoor de Oosterakker oostwaarts kan worden doorgetrokken in het plangebied van het plan "Dunningen 4e fase, de Wijk". Daarnaast is de functieaanduiding "specifieke vorm van groen - wadi" toegekend aan de gronden van het plangebied die grenzen aan die in het plan "Dunningen 3e fase, de Wijk" met de bestemming "Groen" en de strook grond ten westen van de levensloopbestendige woningen met de bestemming "Groen". Ook is artikel 6.5.1 aan de planregels toegevoegd en dit artikel luidt als volgt:

"Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanwezigheid van een infiltratievoorziening met een waterbergende oppervlakte van 750 m2 ter plaatse aanduiding 'specifieke vorm van groen - wadi'."

Het beroep van rechtswege

6.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

7.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 28 februari 2019 en is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding.

8.       [appellant sub 1] heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze naar voren gebracht. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 1] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] tegen dat besluit is daarom ongegrond.

9.       [appellant sub 2] en anderen hebben in hun zienswijze tegen het herstelbesluit aangegeven dat zij zich niet kunnen verenigingen met het oordeel in de tussenuitspraak dat het plan niet in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld. Daarnaast hebben zij te kennen gegeven dat zij kunnen instemmen met de wijze waarop de gebreken uit het oorspronkelijke plan met de vaststelling van het herstelbesluit zijn hersteld.

9.1.    Onder 8.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat [appellant sub 2] en anderen niet de gerechtvaardigde verwachting konden hebben dat de gronden van het plangebied de eerste tien jaar na de aankoop van hun percelen niet zouden worden ontwikkeld. De Afdeling heeft daarom geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het plan in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld. De Afdeling overweegt dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

9.2.    Omdat [appellant sub 2] en anderen in hun zienswijze daarnaast te kennen hebben gegeven dat zij kunnen instemmen met de wijze waarop de gebreken uit het oorspronkelijke plan met de vaststelling van het herstelbesluit zijn hersteld, is tegen het herstelbesluit geen beroep van rechtswege van [appellant sub 2] en anderen ontstaan.

Proceskosten

10.     De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 28 februari 2019 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 28 februari 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk";

III.      verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 29 oktober 2020 ongegrond;

IV.     veroordeelt de raad van de gemeente De Wolden tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a.       € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro) aan [appellant sub 1], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b.       € 1.602,00 (zegge: zestienhonderdtwee euro) aan [appellant sub 2] en anderen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.      gelast dat de raad van de gemeente De Wolden aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a.       € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) aan [appellant sub 1];

b.       € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) aan [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021

288-926.