Uitspraak 202002273/1/A3


Volledige tekst

202002273/1/A3.
Datum uitspraak: 27 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Dordrecht,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2020

in zaak nr. 18/6148 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college aan Stichting Translatum (hierna: Translatum), ten name van de [beheerder], vergunning verleend voor het omzetten van de panden aan de [locatie] te Dordrecht (hierna: de panden).

Bij besluit van 22 oktober 2018 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 februari 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. G. Visser, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.C. Alblas, zijn verschenen.

Overwegingen

Juridisch toetsingskader

1.       Het juridisch toetsingskader is vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       Bij besluit van 17 april 2008 heeft het college aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het omzetten van de panden van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte. Bij besluit van 28 januari 2009 op het door [appellante] tegen de vergunning gemaakte bezwaar, is als voorschrift aan de vergunning verbonden dat deze persoonsgebonden en niet overdraagbaar is en zo lang geldt als de kamerverhuur voortduurt, maar met een maximum van vijf jaar. Bij brief van 14 oktober 2014 heeft het college naar aanleiding van een verzoek van [vergunninghouder], om verlenging van de vergunning, ontvangen op 17 juli 2013, aan hem meegedeeld dat de vergunning is omgezet naar een vergunning voor onbepaalde tijd. Sinds 3 november 2016 is Translatum eigenaar van de panden. Op 21 december 2017 heeft Translatum het college verzocht om wijziging van de tenaamstelling van de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning. Het college heeft zich bij het besluit op bezwaar op het standpunt gesteld dat bij wijziging van de tenaamstelling van een omzettingsvergunning de zaaksgebonden aspecten van de vergunning niet opnieuw behoeven te worden beoordeeld. Nu de beheerder van Translatum aan de persoonsgebonden criteria voor de omzettingsvergunning voldoet, is bij het besluit van 19 juni 2018 terecht de vergunning aan Translatum verleend, aldus het college.

Aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verzoek van Translatum om wijziging van de tenaamstelling van de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning ziet op een nog bestaande vergunning voor onbepaalde tijd. De Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015 kent de bevoegdheid om de tenaamstelling van een omzettingsvergunning te wijzigen niet. Het ongeschreven bestuursrecht brengt echter mee dat, ook als een bestuursrechtelijke regeling tot overdracht of overgang ontbreekt, de mogelijkheid tot wijziging van de tenaamstelling bestaat, mits de aard van de vergunning niet aan de overgang van de vergunning in de weg staat. De bevoegdheid tot wijziging van de tenaamstelling vloeit dan voort uit de bevoegdheid de vergunning te verlenen. De aard van de omzettingsvergunning verzet zich niet tegen wijziging van de tenaamstelling ervan. Dat in de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015 is opgenomen dat een omzettingsvergunning persoonsgebonden en niet overdraagbaar is, betekent niet dat de vergunning niet via een wijziging van de tenaamstelling op een ander kan overgaan. Het college heeft bij het besluit op het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning terecht alleen aan de persoonsgebonden criteria van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015 getoetst, nu de zaaksgebonden criteria reeds bij het besluit van 17 april 2008 zijn beoordeeld, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

4.       [appellante] betoogt voor zover thans van belang dat, indien ervan moet worden uitgegaan dat het verzoek van Translatum om wijziging van de tenaamstelling van de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning ziet op een nog geldende vergunning voor onbepaalde tijd, de vergunning alleen op naam van Translatum kan worden gesteld wanneer opnieuw is vastgesteld dat aan de in de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015 opgenomen zaaksgebonden criteria wordt voldaan. Zowel in deze verordening als in de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005, die gold ten tijde van het besluit tot verlening van de omzettingsvergunning aan [vergunninghouder], is bepaald dat de omzettingsvergunning persoonsgebonden en niet overdraagbaar is. Dit is ook als voorschrift aan de aan [vergunninghouder] verleende vergunning verbonden. Het college heeft bij brief van 10 juni 2008, in antwoord op vragen van de gemeenteraad omtrent het besluit van 8 april 2008 tot vaststelling van de beleidsnotitie ‘Regulering kamerverhuur’ en de voorgestelde wijziging van de Huisvestingverordening gemeente Dordrecht, meegedeeld dat bij een nieuwe eigenaar van een pand een nieuwe situatie ontstaat, waarvoor opnieuw een omzettingsvergunning moet worden aangevraagd en dat daarbij ook opnieuw moet worden bekeken of de vergunning binnen de gestelde quotering past. Het college heeft bij de bestreden besluitvorming dan ook ten onrechte nagelaten te toetsen aan de zaaksgebonden criteria, zoals de quoteringsregeling, aldus [appellante].

5.       Volgens het college is in de brief van 10 juni 2008 alleen de rechtsfiguur van overdraagbaarheid en niet die van wijziging van de tenaamstelling van een onttrekkingsvergunning toegelicht.

De omzettingsvergunning is niet overdraagbaar. Een nieuwe pandeigenaar moet daarom opnieuw een omzettingsvergunning aanvragen. Bij een besluit op die aanvraag wordt aan zowel de zaaksgebonden als de persoonsgebonden criteria getoetst. De nieuwe eigenaar kan echter ook verzoeken om wijziging van de tenaamstelling van de aan de vorige pandeigenaar verleende omzettingsvergunning. Dat deze tweede mogelijkheid in de brief van 10 juni 2008 niet wordt besproken, maakt niet dat deze er niet is, aldus het college.

5.1.    [appellante] betoogt terecht dat het college bij het besluit op het verzoek ten onrechte heeft nagelaten te toetsen aan de zaaksgebonden criteria, vermeld in artikel 3.1.4, twaalfde lid, van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015. Daarbij kan in het midden worden gelaten of ten tijde van het verzoek van Translatum om wijziging van de tenaamstelling van de aan [vergunninghouder] verleende omzettingsvergunning, deze vergunning nog geldig was, onder meer gezien het daaraan verbonden voorschrift dat de vergunning zo lang geldt als de kamerverhuur voortduurt, maar met een maximum van vijf jaar.

In de door [appellante] aangehaalde brief van 10 juni 2008 van het college aan de gemeenteraad staat: "De onttrekkingsvergunning wordt op naam van de eigenaar voor een bepaalde woonruimte verleend. Deze vergunning is niet overdraagbaar. Als er sprake is van een nieuwe bedrijfsvoering, in de vorm van een nieuwe eigenaar, ontstaat er een nieuwe situatie waarvoor opnieuw een vergunning moet worden aangevraagd. [-] In de Huisvestingsverordening zullen wij, om onduidelijkheden te voorkomen, opnemen dat de onttrekkingsvergunning persoonsgebonden en niet overdraagbaar is. Bij wisseling van eigenaar wordt ook opnieuw bekeken of de vergunning binnen de gestelde quotering past. Mocht blijken dat dit niet het geval is, wordt er geen onttrekkingsvergunning verleend." Bij de brief van 10 juni 2008 is het aan het voorstel aangepaste ontwerpraadsbesluit "derde wijziging op de Huisvestingsverordening" gevoegd. De gemeenteraad heeft op 8 juli 2008 besloten het voorstel van het college tot de wijziging van de Huisvestingsverordening te volgen. De gewijzigde Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005 is op 17 juli 2008 inwerking getreden. Gelet hierop moet de gemeenteraad worden geacht te hebben beslist dat ingeval van een nieuwe bedrijfsvoering in de vorm van een nieuwe eigenaar, aan deze eigenaar alleen een omzettingsvergunning kan worden verleend als opnieuw is vastgesteld dat aan de zaaksgebonden criteria wordt voldaan. Niet is gebleken dat de gemeenteraad sindsdien tot een andere beslissing is gekomen. De in de brief van 10 juni 2008 genoemde nieuwe situatie, met een nieuwe bedrijfsvoering in de vorm van een nieuwe eigenaar, waarvoor opnieuw een omzettingsvergunning moet worden aangevraagd, is hier van toepassing. Hieruit volgt dat het college bij het besluit op het verzoek van Translatum ten onrechte niet heeft beoordeeld of aan de zaaksgebonden criteria wordt voldaan.

Het betoog slaagt.

6.       Het hoger beroep is hierom al gegrond. Het is niet nodig om de overige gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd te bespreken.

De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 22 oktober 2018 gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

7.       Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

8.       Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2020 in zaak nr. 18/6148;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 22 oktober 2018, kenmerk 2130761;

V.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht op om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;

VI.     bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.136,00 (zegge: tweeduizend honderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 435,00 (zegge: vierhonderdvijfendertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021

598.

BIJLAGE

Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2015

Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 3.1.2

Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:

[-]

c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of om te laten zetten [-].

Artikel 3.1.4

[-]

8. De vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

9. Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gemeente gebieden aanwijzen waar in verband met te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu het aantal woonruimten, dat van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte mag worden omgezet, aan een maximum is gebonden. Aanvragen voor vergunningen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

[-]

11. Burgemeester en wethouders stellen het maximaal toegestane percentage onzelfstandige bewoning binnen de aangewezen gebieden, als bedoeld in lid 9, vast.

12. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte, indien:

a. het maximum als genoemd in lid 11 is bereikt;

b. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het verlenen van de vergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en/of de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

c. de aanvrager van de vergunning niet aan de criteria van goed verhuurderschap voldoet;

d. in 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag een vergunning van de aanvrager op grond van artikel 3.1.6 sub b, c, d, e, f is ingetrokken.

[-]