Uitspraak 202002672/2/R2


Volledige tekst

202002672/2/R2.
Datum uitspraak: 14 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], gevestigd te Haaren, gemeente Oisterwijk,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haaren, thans gemeente Oisterwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2020 heeft het college het "Uitwerkingsplan Gildepad (2018)" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 januari 2021, waar het college, vertegenwoordigd door A.J.M. van Son en drs. ing. F.A.M. van Gompel, is verschenen. Ook zijn ter zitting namens de initiatiefnemers [partij A] en [partij B] gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan is gebaseerd op de uitwerkingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan "Kom Haaren", dat bij besluit van 18 april 2013 is vastgesteld. Aan de gronden is de bestemming "Wonen - Uit te werken" toegekend.

3.    Het plan voorziet in de bouw van drie woningen aan het Gildepad in het centrum van Haaren.

[verzoekster] is exploitant van een autoshowroom en een garagebedrijf met een autowasstraat aan het [locatie], tegenover de locatie waar de woningen zijn gepland. Hij vreest door de woningbouw op korte afstand van zijn bedrijf in zijn bedrijfsvoering te zullen worden belemmerd en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

4.    Namens de initiatiefnemers is ter zitting verklaard dat een onherroepelijk oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit zal worden afgewacht voordat een aanvang zal worden gemaakt met de werkzaamheden ten behoeve van de in het plan voorziene woningen en voordat aanvragen om omgevingsvergunningen voor de bouw zullen worden ingediend.

5.    Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

6.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Steendijk    w.g. Zijlstra
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2021

240.