Uitspraak 202006952/2/A3


Volledige tekst

202006952/2/A3.
Datum uitspraak: 13 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Kerkrade,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 9 december 2020 in zaken nrs. 20/2853 en 20/2851 in het geding tussen:

[verzoekers]

en

de burgemeester van Kerkrade.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2020 heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang [verzoekers] gelast de woning op het adres [locatie] te Kerkrade (hierna: de woning) te sluiten voor de duur van 20 weken.

Bij besluit van 26 oktober 2020 heeft de burgemeester het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 9 december 2020 heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 januari 2021, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. K. Heijens, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Aan de last tot sluiting van de woning heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat de politie op 5 november 2019 in de woning een onderzoek heeft ingesteld. In een verborgen ruimte op de begane grond heeft de politie 7.508,40 gram hasj aangetroffen. Op zolder heeft de politie op een kast een 'BB-Gun Walter P99', een 'Reck Double Action 9mm' alarmpistool en een vlindermes aangetroffen. Volgens de burgemeester is sprake van een ernstig geval als bedoeld in het Damoclesbeleid gemeente Kerkrade. Weliswaar behoorde de gevonden hasj toe aan de schoonzoon van [verzoekers], maar het is niet aannemelijk dat zij niet wisten dat hij de hasj in hun woning had verstopt.

In hoger beroep betogen [verzoekers] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij niet wisten dat de hasj in hun woning was verstopt. Daarnaast betogen zij dat de gevonden wapens, die waren opgeborgen in een rugtas en een plastic tas, niets te maken hebben met de gevonden hasj. Zij voeren verder aan dat zij medische klachten hebben. Volgens hen had de burgemeester moeten volstaan met een waarschuwing.

Verzoek

3.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de werking van het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning wordt geschorst, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het ingestelde hoger beroep.

Beoordeling van het verzoek

4.    Op dit moment zijn meer dan veertien maanden verstreken sinds de inval van 5 november 2019. De lengte van deze periode brengt mee dat de belangen die sluiting van de woning beogen te dienen minder sterk worden gediend dan het geval zou zijn bij een kort op de vondst van drugs volgende sluiting. Verder blijkt uit de gedingstukken en de daarop gegeven toelichting ter zitting dat [verzoekers] kampen met gezondheidsproblemen die sluiting van de woning op dit moment voor hen extra belastend maken. Aannemelijk is voorts dat [verzoekers] vanwege hun gezondheidstoestand en hun leeftijd, extra kwetsbaar zijn voor het coronavirus. Bovendien verblijft de meerderjarige dochter van [verzoekers] het grootste deel van de tijd bij hen in de woning, samen met haar kind van drie maanden.

Onder deze omstandigheden weegt het belang van [verzoekers] bij schorsing van de werking van het besluit van de burgemeester zwaarder dan het belang van de burgemeester om nu aan dit besluit uitvoering te geven, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep van [verzoekers].

Conclusie

5.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

6.    De burgemeester moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de burgemeester van Kerkrade van 26 oktober 2020, kenmerk 20u0037505 en zijn besluit van 24 maart 2020, kenmerk svul01;

II.    veroordeelt de burgemeester van Kerkrade tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021

753.