Uitspraak 201908392/1/R3


Volledige tekst

201908392/1/R3.
Datum uitspraak: 13 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V. (hierna: MIM), gevestigd te Wassenaar,

appellant,

en

de raad van de gemeente Noordwijk,

verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin, 1e herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft MIM beroep ingesteld.

De raad van de gemeente Noordwijk heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2020, waar MIM, vertegenwoordigd door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door T.P. van Leeuwen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    MIM is eigenaar van het perceel aan de Northgodreef 200 te Noordwijk. Dit perceel valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin, 1e herziening". Aan de gronden van het perceel Northgodreef 200 is in het bestemmingsplan onder meer de bestemming "Sport", de functieaanduiding "manege" en binnen een bouwvlak de functieaanduiding "bedrijfswoning" toegekend, waar het realiseren van een dienstwoning is toegestaan. Op dit perceel bevond zich eerder een manege met bijbehorende (dienst)woning. Deze zijn echter afgebrand en het perceel is op last van de gemeente in juni 2019 gesaneerd. MIM wil op dit perceel een woning herbouwen. Aan de orde is de vraag of op grond van de in het bestemmingsplan aan de gronden van het perceel toegekende bestemming uitsluitend een dienstwoning mocht worden toegestaan of dat de raad, gelet op de in het vorige bestemmingsplan "Zee, Stand en Duin" van 27 juni 2013 aan de gronden toegekende bestemming, op de gronden tevens een ruimere woonfunctie als woning voor gewoon gebruik had moeten toestaan.

Bijlage

2.    De relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep

4.    MIM betoogt dat uit het vorige bestemmingsplan uit 2013 volgt dat het mogelijk was om een gebouw met een gewone woonfunctie op het perceel te bouwen. Anders dan de raad naar aanleiding van de door MIM ingediende zienwijze heeft toegelicht, is met het veranderen van de functieaanduiding "wonen" naar de functieaanduiding "dienstwoning" sprake van een wijziging van de functieaanduiding en niet alleen, zoals de raad betoogt, een technische aanpassing om een eerdere onduidelijkheid weg te nemen. De herziening van het plan beperkt daarmee de eerder toegekende ruimere woonfunctie en het toegestane gebruik en de bouwmogelijkheden. Volgens MIM heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd dat deze beperking nodig is. Daar komt volgens MIM bij dat zij al sinds lange tijd in overleg is met de gemeente over een nieuw planologisch kader voor locaties in Noordwijk. MIM betoogt dat de raad hiervan in de zienswijze op de hoogte is gesteld, zodat ten onrechte is nagelaten deugdelijk te motiveren waarom de ruimere woonfunctie uit het voorgaande bestemmingsplan niet meer kan worden gehandhaafd en aan de gronden van het perceel had kunnen worden toegekend.

Begrenzing van de woonfunctie

5.    Uit de verbeelding bij het voorgaande bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin", onherroepelijk vastgesteld op 27 juni 2013, volgt dat de gronden van het perceel Northgodreef 200 waren aangewezen voor de bestemming "Sport", met als functieaanduiding "manege". Uit artikel 16.1 van de bijbehorende planregels volgt dat de voor de bestemming "Sport" aangewezen gronden vervolgens waren bestemd voor "wonen, ter plaatse van de aanduiding wonen". Uit artikel 16.2.1 van die planregels volgt verder dat op de in artikel 16.1 van de planregels genoemde gronden slechts mag worden gebouwd "ten dienste van de bestemming". Uit artikel 16.2.2 volgt daarnaast dat ter plaatse van de functieaanduiding "wonen" ter plaatse van het bouwvlak (slechts) maximaal één dienstwoning was toegestaan.

Uit de verbeelding bij het thans voorliggende bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin, 1e herziening" volgt dat de gronden van het perceel nog steeds worden aangewezen voor de bestemming "Sport", met als functieaanduiding "manege". Uit artikel 9 van de planregels bij dit bestemmingsplan volgt dat de voor de bestemming "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor een "dienstwoning, ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning".

5.1.    Anders dan MIM betoogt houdt de nu voorliggende planregeling geen wijziging in ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2013. Onder "wonen" bedoeld in artikel 16.1 van die planregels moet immers "wonen ten behoeve van de bestemming Sport" worden verstaan. Door naast het op de verbeelding aan deze gronden toekennen van de bestemming "Sport" en het aan dat deel van de gronden eveneens toekennen van de functieaanduiding "manege" is er  binnen deze bestemming uitsluitend een manege toegestaan. Dit houdt naar het oordeel van de Afdeling in dat op grond van die planregels op de gronden van het perceel maximaal één dienstwoning was toegestaan horend bij (in dit geval) de manege. Dit betekent naar het oordeel van de Afdeling dat het op grond van het vorige bestemmingsplan niet toegestaan was om op het perceel een reguliere woning te bouwen en dat er op grond van dat bestemmingsplan geen ruimere woonfunctie mogelijk was dan in de vorm van een dienstwoning. Derhalve betoogt de raad terecht dat de herziening van het bestemmingsplan ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2013, die met het nu voorliggende bestemmingsplan is beoogd, geen wijziging is van de binnen de bestemming "Sport" aan deze gronden van het perceel toegekende woonfunctie, maar uitsluitend een verduidelijking. Er is geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft mogen vasthouden aan de keuze ter plekke niet de door MIM gewenste woonfunctie toe te staan.

5.2.    De beroepsgrond faalt.

Conclusie

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021

765.

BIJLAGE

Bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin" (onherroepelijk vastgesteld op 27 juni 2013)

Artikel 16 van de planregels luidt als volgt:

"16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

b. een manege met inbegrip van ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'manege';

c. wonen, ter plaatste van de aanduiding 'wonen';

[…].

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.

16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

[…]

d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één dienstwoning toegestaan."

Bestemmingsplan "Zee, Strand en Duin, 1e herziening" (vastgesteld 24 september 2019)

Artikel 9 van de planregels luidt als volgt:

"Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

b. een manege met inbegrip van ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'manege';

c. een dienstwoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

[…].

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken."