Uitspraak 202002523/1/R1


Volledige tekst

202002523/1/R1.
Datum uitspraak: 13 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en andere, allen wonend te Goes,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Goes,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Gasthuis Goes" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en andere beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en andere en Zorggroep Ter Weel hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2020, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. P.J. Daniëlse, is verschenen. Verder is Zorggroep Ter Weel, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van Goes. Het plan voorziet in het vervangen van het bestaande Gasthuis door een nieuw verzorgingstehuis en 132 zorggerelateerde huur- en koopappartementen voor zelfstandig wonende ouderen. Het Gasthuis is een verzorgingshuis met aangrenzend appartementen.

[appellant] en andere wonen in het wooncomplex aan de [locatie] te Goes. Dit wooncomplex ligt ten noordwesten van het plangebied, op ongeveer 50 m afstand van het dichtstbijzijnde deel van het plangebied waar bebouwing is voorzien. [appellant] en andere kunnen zich niet met het plan verenigen, aangezien zij onder meer vrezen voor een aantasting van uitzicht en privacy.

2.    Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

Uitzicht en privacy

4.    [appellant] en andere betogen dat hun vrije uitzicht door het plan zal worden aangetast in verband met de hoogbouw die mogelijk wordt gemaakt. In dit verband stellen zij dat de zogenoemde ‘impressie’ een lagere nieuwbouw met lichtere kleuren suggereert, zodat volgens hen een onjuist beeld door de raad is geschetst. Dit vrije uitzicht is een belangrijke factor voor hun woongenot. Ook hun privacy zal door de voorziene nieuwbouw worden aangetast. Daarnaast vrezen zij dat er in de toekomst nog hogere woningbouw mogelijk wordt gemaakt bij het vervangen van de woningen van woningcorporatie Beveland Wonen (voorheen: RWS), waardoor zij vrezen voor nog meer verlies van privacy.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat een deel van het uitzicht van [appellant] en andere enigszins zal worden beperkt. De belangen van uitzicht en privacy van omwonenden zijn volgens de raad betrokken bij de besluitvorming. Het bouwplan is als gevolg van de ingediende inspraakreacties aangepast om tegemoet te komen aan dit bezwaar. Door de aanpassing blijft een groter deel van het uitzicht op de Oostsingel, Oostwal en Gasthuisstraat gehandhaafd volgens de raad.

4.2.    De Afdeling acht het aannemelijk dat het zicht en de privacy van [appellant] en andere door het plan enigszins wordt beperkt. De Afdeling is echter van oordeel dat de raad het plan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het gaat om een stedelijke omgeving met veel bebouwing en het feit dat de kortste afstand tussen de in het plangebied voorziene bebouwing en de woningen van [appellant] en andere ongeveer 50 m bedraagt. Het plan maakt voor sommige bouwvlakken weliswaar hoogbouw tot respectievelijk 21, 23 en 28 m mogelijk, maar deze bebouwing bevindt zich op grotere afstand van de woningen van [appellant] en andere. De raad heeft de maximale bouwhoogtes in het plan gelet hierop acceptabel mogen achten. Hierbij betrekt de Afdeling dat op grond van het vorige bestemmingsplan "Goes Oost", vastgesteld door de raad op 6 september 2013, in het plangebied al tot 20 m hoog kon worden gebouwd. Overigens wijst de Afdeling er nog op dat het mogelijk vervangen van de woningen van woningcorporatie Beveland Wonen met dit plan niet mogelijk wordt gemaakt, zodat dit betoog alleen al gelet hierop niet kan slagen. Ter zitting is door Zorggroep Ter Weel toegelicht dat hiervoor ook geen concrete plannen bestaan.

Het betoog slaagt niet.

Behoefte

5.    [appellant] en andere betogen dat het plan niet voorziet in een behoefte, aangezien er volgens hen geen behoefte bestaat aan koopwoningen met in te kopen zorg. [appellant] en andere voeren in dit verband aan dat eerdere, vergelijkbare projecten al om die reden zijn gestrand.

5.1.    Uit de toelichting behorend bij het bestemmingsplan volgt dat op basis van de bevolkingsprognose de woningbouwbehoefte in beeld is gebracht. Ook is in regionaal verband een woningbouwplanning opgesteld. De (vervangende) nieuwbouw van het Gasthuis maakt onderdeel uit van deze planning. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat in de gemeentelijke structuurvisie "Woonvisie Goes 2013-2020" is vastgelegd dat ouderen met een zorgvraag extra aandacht verdienen omdat het voor deze doelgroep moeilijk is om in huisvesting te voorzien. Zorggroep Ter Weel heeft daarnaast toegelicht dat de nieuwbouw voorziet in een al bestaande behoefte, aangezien deze vergelijkbaar is met de bestaande bebouwing.

5.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad aannemelijk gemaakt dat het met het plan mogelijk gemaakte verzorgingstehuis en de met het plan mogelijk gemaakte appartementen voorzien in een behoefte op de woningmarkt. Hetgeen [appellant] en andere naar voren hebben gebracht, geeft de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze beschrijving van de kwalitatieve behoefte door de raad.

Het betoog slaagt niet.

Groenbeleid

6.    [appellant] en andere voeren verder aan dat er ten onrechte ten behoeve van het plan meerdere monumentale bomen zullen worden gekapt en dat bestaand groen zal moeten wijken voor bebouwing. [appellant] en andere vrezen dat er van de overeengekomen compensatie van het groen in de praktijk niets terecht zal komen.

6.1.    De raad stelt dat de compensatie van het groen is vastgelegd in een grondexploitatieovereenkomst tussen de gemeente en Zorggroep Ter Weel. Verder stelt de raad dat er in de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen waarin staat dat de gebouwen uitsluitend in gebruik mogen worden genomen voor zover de beplanting conform het beplantingsplan is gerealiseerd.

6.2.    Volgens de verbeelding zijn aan het plangebied de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Wonen" toegekend.

Artikel 3.5.1 van de planregels luidt:

"a. Het gebruik conform het bepaalde in artikel 3.1 sub a, b en c is uitsluitend toegestaan voor zover de beplanting in de vorm van bomen, hagen en plantvakken, conform het beplantingsplan dat is opgenomen in Bijlage 1, is gerealiseerd;

b. De onder artikel 3.5.1 sub a bedoelde beplanting dient uiterlijk binnen twee jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te worden gerealiseerd. De beplanting dient vervolgens duurzaam in stand te worden gehouden."

Artikel 4.5.1 luidt:

"a. Het gebruik conform het bepaalde in artikel 4.1 sub a, b en e is uitsluitend toegestaan voor zover de beplanting in de vorm van bomen, hagen en plantvakken, conform het beplantingsplan dat is opgenomen in Bijlage 1, is gerealiseerd;

b. De onder artikel 4.5.1 sub a bedoelde beplanting dient uiterlijk binnen twee jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te worden gerealiseerd. De beplanting dient vervolgens duurzaam in stand te worden gehouden."

6.3.    De Afdeling stelt vast dat in de artikelen 3.5.1 en 4.5.1 van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen over het realiseren van het beplantingsplan voordat de gebouwen in gebruik mogen worden genomen. Hiermee is geborgd dat het groen conform het beplantingsplan wordt gecompenseerd. Ter zitting is door Zorggroep Ter Weel toegelicht dat er voor de verwezenlijking van het bouwplan geen bomen met de status van monumentale boom gekapt hoeven worden. De raad heeft dit bevestigd. Voor zover er wel monumentale bomen aanwezig zouden zijn, geldt een herplantplicht op grond van artikel 4:12, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2018 van de gemeente Goes. Indien een omgevingsvergunning voor de kap van de bomen zal worden aangevraagd en wordt verleend, kunnen [appellant] en andere hiertegen rechtsmiddelen aanwenden. Het aangevoerde leidt daarom niet tot het oordeel dat het plan onrechtmatig is. Het niet voldoen aan de in de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting tot realisering van de groenvoorzieningen, is verder een handhavingsaspect. De vrees dat deze verplichting niet wordt nagekomen kan niet tot vernietiging van het plan leiden.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

7.    [appellant] en andere stellen tot slot dat zonder onderzoek niet kan worden volgehouden dat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB(A) ter plaatse van het Gasthuis niet zal worden overschreden.

7.1.    De raad stelt dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zich verzet tegen de vernietiging van het bestemmingsplan op basis van hetgeen [appellant] en andere hebben aangevoerd ten aanzien van geluid. De raad stelt in dit verband dat hun belangen niet gelijk zijn te stellen aan de belangen van de toekomstige bewoners van het nog te bouwen verzorgingstehuis en de appartementen.

7.2.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

7.3.    De relevante regelingen in de Wet geluidhinder strekken, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.93 en 10.94), tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. De Afdeling overweegt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgrond over de geluidgevoeligheid van het verzorgingstehuis en de appartementen. Voor [appellant] en andere gaat het immers om het belang dat hun woningen gevrijwaard blijven van de invloed van de ontwikkeling zoals in het plan voorzien. Hun belangen zijn niet gemoeid met het tegengaan van eventuele geluidhinder ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling. Deze beroepsgrond kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en blijft gelet op artikel 8:69a van de Awb buiten bespreking.

Conclusie

8.    Het beroep is ongegrond.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021

191-928.