Uitspraak 202007115/1/A2


Volledige tekst

202007115/1/A2.
Datum uitspraak: 5 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 5 januari 2021 om 9.30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzitter

Staatsraad mr. N. Verheij, rapporteur

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, lid

mr. R.J.R. Hazen, griffier

Verschenen:

[appellant], in persoon;

de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. R.N.A. Al;

EVERT!, vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Bij besluit van 28 december 2020 heeft het centraal stembureau op verzoek van de politieke groepering EVERT! de aanduiding ‘EVERT!’ ingeschreven in het register ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.

EVERT! heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Partijen hebben op de zitting een mondelinge toelichting gegeven en vragen beantwoord. [appellant] heeft daarbij schriftelijke aantekeningen overgelegd.

Na beraad in raadkamer is de zitting hervat en heeft de voorzitter de beslissing uitgesproken.

Beslissing:

De Afdeling verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Daartoe overweegt zij het volgende.

Het belang van [appellant] is niet rechtstreeks betrokken bij de registratie van de aanduiding. Hij is geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. [appellant] heeft aangevoerd dat hij belanghebbende is, omdat hij de voornaam ‘Evert’ heeft. Dit brengt geen belanghebbendheid met zich, omdat hij zich daarin niet onderscheidt van vele anderen met diezelfde voornaam.

Ten overvloede en ter voorlichting van partijen: indien het beroep ontvankelijk zou zijn geweest, zou het geen kans van slagen hebben gehad, omdat geen van de in artikel G 1, vierde lid, van de Kieswet vermelde gronden voor afwijzing van het verzoek om inschrijving hier van toepassing is.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

452.