Uitspraak 202002445/1/R1


Volledige tekst

202002445/1/R1.
Datum uitspraak: 6 januari 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Hulst,

2.    [appellant sub 2], wonend te Hulst,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Hulst,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Absdaalseweg 1, Hulst" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Hotel Hulst (hierna: de initiatiefnemer) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en Hotel Hulst hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2020, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door J.J.D. Markenhof, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de initiatiefnemer, vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan maakt de uitbreiding van het hotel van de initiatiefnemer mogelijk op het perceel Absdaalseweg 1 te Hulst, op de hoek van de Absdaalseweg en de Van der Maelstedeweg. De uitbreiding bestaat uit een herontwikkeling van een kleinschalig hotel met 16 kamers met brasserie naar een hotel met 81 kamers en bijbehorende faciliteiten. Initiatiefnemer beschikt op het nabijgelegen perceel Van der Maelstedeweg 4 over een hotel met 26 kamers, dat niet in het plan zijn opgenomen. Het plan beoogt het voorziene hotelgebouw wat de bouwhoogten betreft in te passen in de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied.

2.    [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] in het appartementencomplex Veste Bruneel, dat grenst aan het plangebied. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] in het appartementencomplex Reynaertshof, dat zich in de omgeving van het plangebied bevindt.

Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de uitbreiding van het hotel. [appellant sub 1] kan zich in het bijzonder niet vinden in de maximaal toegestane bouwhoogte van 24 m met het oog op het voorziene trappenhuis dat direct grenst aan zijn appartement en dakterras.

Inspraak

3.    [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan naar aanleiding van zijn zienswijze niet in overleg tot stand is gekomen, zodat hij in zoverre geen invloed op de invulling van het plangebied heeft kunnen uitoefenen.

3.1.    De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.

Vaststaat dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de wijzingen naar aanleiding van de reactie op de zienswijze van [appellant sub 1] erin voorzien dat het in het bouwplan ingetekende trappenhuis aan de zijde van het dakterras van [appellant sub 1] 1,5 m wordt verkleind. De raad heeft verder de wettelijke procedure gevolgd. Deze voorziet er niet in dat de raad na de zienswijzefase nog een reactiemogelijkheid biedt alvorens het plan gewijzigd vast te stellen.

Het betoog faalt.

Toetsingskader

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Alternatieve locatie

5.    [appellant sub 2] betoogt dat aan het ’s-Gravenhofplein in de binnenstad van Hulst een betere locatie is voor de voorziene ontwikkeling, omdat op die locatie in het centrum voldoende bouwgrond te koop staat en voldoende openbare parkeerplaatsen zijn.

5.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Het plangebied ligt op een scharnierpunt tussen de binnenstad en het gebied De Statie, een gemengd gebied met grootschalige detailhandel, bedrijvigheid, wonen en horeca. Ter zitting heeft de raad er verder nog op gewezen dat ter plaatse van de gronden van het ’s Gravenhofplein het bestemmingsplan "Binnenstad Hulst" geldt en aan deze gronden de bestemming "Centrum" is toegekend met beperktere bebouwingsmogelijkheden dan in het voorliggende plan. Ook is in het centrum minder parkeergelegenheid dan in de omgeving van het plangebied, aldus de raad. Weliswaar zou het hotel ook op een andere locatie kunnen worden gerealiseerd, maar dat betekent niet dat de raad niet in redelijkheid van de locatie van het plangebied heeft kunnen uitgaan, nu het verzoek van de initiatiefnemer ziet op het perceel Absdaalseweg 1 en de initiatiefnemer dit perceel in eigendom heeft.

[appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het door hem aangegeven alternatief zodanige voordelen heeft dat de raad in redelijkheid niet aan dat alternatief voorbij heeft kunnen gaan.

Het betoog faalt.

Bouwmassa

6.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad met het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied. Zij wijzen erop dat het voorziene gebouw een verdieping hoger is dan het tegenover het plangebied gelegen appartementencomplex en de hoogte van de overige bebouwing in de omgeving eveneens lager is. [appellant sub 2] stelt verder dat de voorziene bebouwing als aaneengesloten bebouwing met reeds bestaande gebouwen met een hoogte van vier verdiepingen niet past in de omgeving van de entree van de historische stad Hulst.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoende recht doet aan de bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied.

6.2.    In paragraaf 2.1.2 van de plantoelichting staat dat de bouwblokken langs de Van der Maelstedeweg bestaan uit vier tot zes bouwlagen. Het direct aan de voorziene bebouwing grenzende gebouw aan de Van der Maelstedeweg heeft vijf bouwlagen, aldus de plantoelichting. Het aangrenzende appartementengebouw aan de zijde van de Absdaalseweg bestaat uit vier bouwlagen. Het plan voorziet daarmee in een afronding van de bouwblokken langs de Van der Maelstedeweg en de Absdaalseweg en op de hoek van de Absdaalseweg en de Van der Maelstedeweg wordt een accent van zeven bouwlagen toegevoegd. Dit accent benadrukt volgens de raad de functie van de bebouwing als hotel en ondersteunt de verbijzondering van de verbinding tussen het winkelgebied Stationsplein/Absdaalseweg en de binnenstad van Hulst.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met het plan voldoende rekening is gehouden met de bestaande omgeving van het plangebied. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de desbetreffende invulling niet aanvaardbaar mocht achten. Bij dit oordeel betrekt zij dat geen doorslaggevend gewicht behoeft te worden toegekend aan handhaving van de bestaande situatie.

Het betoog faalt.

Trappenhuis

7.    [appellant sub 1] betoogt dat er alternatieven denkbaar zijn voor de ligging van het trappenhuis, zodat het trappenhuis niet direct grenst aan zijn dakterras en zijn appartement en er meer ruimte ontstaat tussen zijn appartement en de voorziene bebouwing. Hij verzoekt het trappenhuis te verplaatsen richting de Van Maelstedeweg naar de voorkant van het hotel. Verder stelt [appellant sub 1] dat de raad ten onrechte economische belangen van de initiatiefnemer zwaarder heeft laten wegen dan de negatieve gevolgen voor de woon- en leefomgeving. Ter onderbouwing stelt hij dat er weliswaar minder omzet is ingeval geen 81 hotelkamers maar 77 hotelkamers gerealiseerd worden, maar dat de bezettingsgraad in deze situatie wel toeneemt en de bouwkosten lager zijn. Ter onderbouwing wijst [appellant sub 1] op de memo "Markpotentie uitbreiding Hotel Hulst" van 5 april 2019 van "JUUST daarom" (hierna: memo marktpotentie). Hierin is vermeld dat de initiatiefnemer in de huidige situatie bij een bezetting van 42 hotelkamers bovengemiddeld presteert en er sprake is van een restcapaciteit van 26,48 %. Hieruit volgt volgens [appellant sub 1] dat het realiseren van 77 in plaats van 81 hotelkamers  geen exploitatieverlies oplevert. Verder voert hij aan dat in de memo marktpotentie geen rekening is gehouden met ontwikkelingen als krapte op de arbeidsmarkt, verdere ontwikkeling van havengebieden en industrie en dat op de corona-crisis een mondiale economische depressie zal volgen met een stijging van faillissementen en werkloosheid.

7.1.    Uit de zienswijzennota blijkt dat de raad bij de vaststelling van het plan het door [appellant sub 1] aangedragen alternatief heeft bezien. De raad heeft toegelicht dat het trappenhuis naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 1] en gesprekken met hem zodanig is aangepast dat het plandeel met de maximaal toegestane bouwhoogte van 24 m ten behoeve van het trappenhuis aan de zijde van het appartement en het dakterras van [appellant sub 1] met 1,5 m is verkleind. De maximaal toegestane bouwhoogten voor de verschillende plandelen zijn zo gekozen dat de hoogten aansluiten op de omliggende bebouwing en richting de hoek van het perceel oplopen naar zeven verdiepingslagen. Het gedeelte aan de voorzijde van het hotel aan de kant van het appartementencomplex Veste Bruneel is ten opzichte van het ontwerpplan verlaagd naar een maximaal toegestane bouwhoogte van 17 m en de bovenste twee verdiepingen 4,5 m zijn vanaf de straatzijde naar achteren geplaatst. De raad heeft verder toegelicht dat in deze aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan is meegewogen dat het ruimtelijk gezien onwenselijk is het trappenhuis aan de voorzijde van de voorziene bebouwing te situeren. Hierbij heeft de raad erop gewezen dat het trappenhuis uit een dichte constructie zonder ramen bestaat. Verder heeft de raad in de belangenafweging betrokken dat het trappenhuis aan de voorzijde van het gebouw ten koste zou gaan van vier hotelkamers en op de begane grond gelegen zogenoemde commerciële ruimten. Het trappenhuis dient immers op alle verdiepingen van het hotel aan te sluiten.

Bij de voorgaande afweging heeft de raad voorts de memo marktpotentie betrokken. Hierin staat vermeld dat de ontwikkelingen in de zakelijke markt, het gemeentelijke beleid om Hulst in toeristisch opzicht te versterken, afgezet tegen het aanbod in de regio, de huidige bezettingsgraad van Hotel Hulst en de groeicijfers van de gehele hotelbranche een uitbreiding van 65 hotelkamers rechtvaardigen. Voor zover [appellant sub 1] erop wijst dat Hotel Hulst bij de huidige capaciteit van 42 hotelkamers bovengemiddeld presteert, heeft de raad toegelicht dat de hotelbranche een fluctuerende bezettingsgraad kent, waarbij piekmomenten met een volledige bezetting worden afgewisseld met lagere percentages. Wanneer een capaciteit van 77 in plaats van 81 hotelkamers wordt gerealiseerd, zal er een lagere omzet zijn, waardoor er een minder rendabele exploitatie kan ontstaan. Dit staat volgens de raad verder ook niet in verhouding tot de minimale lagere bouwkosten bij het verlagen van het totale kameraanbod naar 77 hotelkamers.

7.2.    In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen reden om de door de raad gemaakte belangenafweging onredelijk te achten. Bij dit oordeel betrekt zij hetgeen de initiatiefnemer heeft toegelicht, namelijk dat een lager aantal hotelkamers niet per definitie leidt tot een hogere bezettingsgraad, aangezien een grotere capaciteit meer mogelijkheid biedt voor bijvoorbeeld het ontvangen van groepen personen. Het niet nader onderbouwde betoog dat in de memo marktpotentie geen rekening is gehouden met de aangevoerde onzekere marktontwikkelingen leidt eveneens niet tot een andere conclusie.

Gelet op het voorgaande heeft de raad in zoverre in redelijkheid het plan kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

Uitzicht

8.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen dat het plan zal leiden tot een aantasting van hun uitzicht.

[appellant sub 1] voert aan dat de in het plan voorziene maximale bouwhoogte van 24 m op de locatie van het voorziene trappenhuis leidt tot aantasting van zijn uitzicht en daarmee persoonlijke levenssfeer, omdat vanuit zijn appartement direct zicht op het trappenhuis bestaat. [appellant sub 1] wijst erop dat het trappenhuis ertoe leidt dat hij tegen een muur van 7 m hoog en 2 m breed aankijkt en deze grenst aan een deel van zijn dakterras.

8.1.    De planregels in samenhang met de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m)" op de verbeelding voorzien ter plaatse van de bestemming "Horeca" in maximale bouwhoogten van 14 m, 17 m, 21 m, 24 m en 25 m. Dit kan gevolgen hebben voor het uitzicht van [appellant sub 2] en [appellant sub 1].

De raad heeft toegelicht dat hij de gevolgen van het plan voor het uitzicht van [appellant sub 2] niet onaanvaardbaar acht, aangezien het uitzicht vanuit het appartement van [appellant sub 2] op de Van der Maelstedeweg, de Stationsweg en de vesting voor het grootste deel behouden blijft.

Voor de situatie van [appellant sub 1] heeft de raad, als onder 7.1 vermeld, toegelicht dat hij naar aanleiding van gevoerde gesprekken en de ingediende zienswijze van [appellant sub 1] aanpassingen op de verbeelding heeft doorgevoerd, wat de ligging van het trappenhuis betreft. Dit heeft ertoe geleid dat de maximaal toegestane hoogte op de verbeelding van 24 m met het oog op het realiseren van het trappenhuis zich in de voorziene situatie tussen 4,4 m en 9,5 m vanaf de Van der Maelstedeweg bevindt. Hierdoor grenst de direct langs het appartement van [appellant sub 1] gelegen muur over een afstand van 2 m aan het dakterras. Voor het overige is de op de verbeelding maximaal toegestane bouwhoogte waar het gebouw grenst aan het appartement van [appellant sub 1] 14 m, hetgeen niet hoger is dan de hoogte waarop het appartement van [appellant sub 1] is gelegen. Verder is de afstand van het dakterras en het appartement van [appellant sub 1] tot aan de hoger gelegen bebouwing in het plangebied, voor zover het niet gaat om het trappenhuis, tenminste 3,5 m. Weliswaar is met het plan sprake van een aanzienlijke beperking van het uitzicht vanaf het dakterras en vanuit het appartement van [appellant sub 1], maar de raad is met het plan ten opzichte van het ontwerp tot op zekere hoogte tegemoetgekomen aan de belangen van [appellant sub 1]. Verder is in de afweging betrokken dat het uitzicht van [appellant sub 1] naar het zuiden en zuidwesten voor het grootste deel behouden blijft.

De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht en daarmee de persoonlijke levenssfeer van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen sprake is. Hierbij neemt zij in aanmerking dat sprake is van een stedelijke omgeving en geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht.

Het betoog faalt.

Bezonning

9.    [appellant sub 1] betoogt dat het voorziene trappenhuis leidt tot substantiële vermindering van bezonning van zijn appartement en dakterras.

9.1.    De Afdeling overweegt dat voor de bezonning van woningen geen wettelijke normen bestaan. Dat neemt niet weg dat in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen.

Ten behoeve van het plan is een bezonningsstudie voor het appartementencomplex Reynaertshof en het appartementencomplex Veste Bruneel uitgevoerd om te bepalen welke effecten de voorziene ontwikkeling heeft op de bestaande bebouwing in de omgeving. Hierbij is de schaduwwerking in kaart gebracht op verschillende tijdstippen op 22 december 2018 en op 19 februari, 21 maart, 21 juni, 23 september en 21 oktober 2019.

De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Nieuwbouw Hotel Hulst ZON-SCHADUW Hulst" van Architecten alliantie van 1 oktober 2019 (hierna: bezonningsstudie). Uit de bezonningstudie volgt, zo heeft de raad toegelicht, dat voor de westgevel van het appartementencomplex Veste Bruneel - waar zich het appartement en het dakterras van [appellant sub 1] bevinden - wordt voldaan aan de zogenoemde lichte TNO-norm. De raad stelt, onder verwijzing naar de bezonningstudie, dat de afname van lichtinval op het perceel van [appellant sub 1] - uitgaande van de lichte TNO-norm - aanvaardbaar is. Alleen in de avonduren bij een laagstaande zon heeft de voorziene bebouwing invloed op de bezonning van het dakterras van [appellant sub 1].

In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de bezonningsstudie onzorgvuldig tot stand is gekomen. Gelet hierop heeft de raad, mede onder verwijzing naar de bezonningsstudie, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen voor de bezonning van het appartement en het trappenhuis van [appellant sub 1] als gevolg van het trappenhuis aanvaardbaar zijn.

Het betoog faalt.

Parkeeroverlast

10.    [appellant sub 2] vreest voor parkeeroverlast in de openbare ruimte als gevolg van het plan.

10.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de ontwikkeling van het plan niet tot onaanvaardbare parkeeroverlast in de openbare ruimte zal leiden.

10.2.    De raad heeft aan de hand van de kengetallen uit de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig Parkeren" van 1 december 2018 de parkeerbehoefte bepaald. In geval van een hotel geldt een norm van 12 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte. In de memo "Toelichting en berekening parkeerbalans" van 19 april 2019 van JUUST daarom (hierna: de parkeerbalans) is opgenomen dat in een "worst case scenario" 26 parkeerplaatsen nodig zijn om in de parkeerbehoefte te voldoen. Verder staat in de parkeerbalans vermeld dat de brasserie, gelet op het dubbelgebruik met het hotel, niet volledig meegerekend hoeft te worden. Dat betekent dat er vijf of zes parkeerplaatsen voor de brasserie nodig zijn. Voor de voorziene totale ontwikkeling wordt daarom ingezet op 32 parkeerplaatsen, aldus de parkeerbalans. [appellant sub 2] heeft de gehanteerde parkeernorm op zichzelf niet bestreden.

Verder staat in de parkeerbalans dat aan de achterzijde van de bestaande bebouwing aan de Absdaalseweg 1 twee parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn en in de nieuwe situatie drie parkeerplaatsen worden gerealiseerd en verder er de mogelijkheid is achter het perceel Van der Maelstedeweg 4 zes parkeerplaatsen te realiseren. Dit betekent, aldus de parkeerbalans, dat er zeven extra parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden. Het benodigde aantal parkeerplaatsen kan niet worden gerealiseerd binnen het plangebied. Daarom dient het parkeren, zo vermeldt de parkeerbalans, deels ook plaats te vinden in de openbare ruimte. Volgens de raad leidt de ontwikkeling niet tot onaanvaardbare parkeeroverlast, omdat in de omgeving van de planlocatie voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om de parkeerbehoefte op te vangen. De raad wijst ter onderbouwing van dit standpunt op het parkeeronderzoek "Parkeerbezetting openbare parkeerterreinen rondom Hotel Hulst" van 23 november 2018 van JUUST daarom (hierna: het parkeeronderzoek). Daarin staat dat in de directe omgeving van het plangebied vijf grote en twee kleine openbare parkeerterreinen liggen met een capaciteit van meer dan 300 parkeerplaatsen. Op het drukst gemeten moment van de week zijn er nog 54 reguliere parkeerplaatsen beschikbaar, aldus het parkeeronderzoek.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontwikkeling niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat bewoners van het appartementencomplex Reynaertshof, waaronder [appellant sub 2], beschikken over eigen parkeergelegenheid in de kelder van het appartementencomplex.

Het betoog faalt.

Geuroverlast

11.    [appellant sub 2] vreest geurhinder, aangezien in de voorziene bebouwing van het hotel een keuken gerealiseerd kan worden. De regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: Activiteitenregeling) zijn onvoldoende betrokken in de beoordeling, aldus [appellant sub 2].

11.1.    De raad heeft voor de beoordeling van geurhinder onderzocht of kan worden voldaan aan uitgangspunten van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. De raad heeft in dit verband toegelicht dat het emissiepunt van de voorziene afzuiginstallatie van de keuken 2 m hoger kan worden gerealiseerd dan de hoogte van de dichtstbijzijnde gebouwen die zich binnen 25 m van het emissiepunt bevinden, zodat voldaan kan worden aan het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Het appartement van [appellant sub 2] bevindt zich op een afstand van minstens 40 m van het emissiepunt, zo stelt de raad. [appellant sub 2] heeft dit niet betwist.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor de verwachting dat de keuken in het voorziene hotel geurhinder tot gevolg heeft die de raad tot de conclusie had moeten leiden dat de voorziene ontwikkeling in strijd met de goede ruimtelijke ordening is.

Het betoog faalt.

Inlassing zienswijze

12.    [appellant sub 1] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

13.    De beroepen zijn ongegrond.

14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2021

191-890.