Uitspraak 202002889/2/R3


Volledige tekst

202002889/2/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Zwammerdam, gemeente Alphen aan den Rijn,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Multifunctionele Accommodatie, Zwammerdam" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 december 2020, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], bijgestaan door F. van der Tempel, rechtsbijstandverlener te Zwammerdam, en de raad, vertegenwoordigd door E. Falan, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Het plan voorziet in de bouw van een multifunctionele accommodatie aan de Spoorlaan nabij de bestaande voetbalvelden van Voetbalvereniging Zwammerdam. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 7.000 m². In de huidige situatie liggen op de gronden van het plangebied een parkeerterrein, twee kunstgrasvelden en het clubhuis van de voetbalvereniging. In de multifunctionele accommodatie zullen volgens de plantoelichting een dorpshuis, een school, een gymzaal, een kinderopvang en een brandweerkazerne worden gevestigd.

Tegen de vaststelling van het plan zijn een tweetal beroepen ingesteld, waaronder door [verzoeker] en anderen. [verzoeker] en anderen wonen aan de ds. Bennink Boltstraat en de dr. Schreuderstraat te Zwammerdam. Deze straten liggen in de directe nabijheid van het plangebied. [verzoeker] en anderen betogen dat hun woon- en leefklimaat als gevolg van de komst van de multifunctionele accommodatie onaanvaardbaar zal worden aangetast. Zij hebben daarom beroep ingesteld tegen het plan.

Spoedeisend belang

3.    Na afloop van de beroepstermijn is het bestemmingsplan in werking getreden. Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een multifunctionele accommodatie op de betrokken locatie. [verzoeker] en anderen hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Zij hebben gelet daarop de voorzieningenrechter gevraagd om het bestemmingsplan te schorsen, opdat wordt voorkomen dat de beslissing op het door hen ingediende bezwaar tegen de omgevingsvergunning op basis van het voorliggende plan wordt genomen. Gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510, hebben [verzoeker] en anderen in beginsel een spoedeisend belang bij de schorsing van het plan. Als het plan in werking blijft en als het college daarna een besluit zou nemen op het bezwaar van [verzoeker] en anderen tegen de verlening van de omgevingsvergunning, dan vormt het plan daarbij het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het plan door de Afdeling daaraan niet afdoen. Nu namens de raad ter zitting voorts is aangegeven dat medio januari 2021 een hoorzitting staat gepland in de bezwaarprocedure tegen de omgevingsvergunning en een besluit op bezwaar kort nadien wordt verwacht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Inhoud verzoekschrift

4.    [verzoeker] en anderen voeren aan dat het plan een grote verscheidenheid aan activiteiten mogelijk maakt. Volgens [verzoeker] en anderen is het gebruik van het in het plan voorziene hoofdgebouw alsmede het gebruik van het plein gelegen naast het hoofdgebouw in het plan niet begrensd. Bovendien is in het plan niet gedetailleerd vastgelegd waar bepaalde activiteiten zullen plaatsvinden. Gelet op een en ander is volgens hen onduidelijk welke gevolgen zij als omwonenden zullen ondervinden van de toegestane activiteiten. Zij betogen daarom dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woningen aan de ds. Bennink Boltstraat en de dr. Schreuderstraat en hebben daartoe in hun beroepschrift een groot aantal beroepsgronden aangevoerd. In het verzoekschrift hebben zij gewezen op hun bezwaren inzake geluid-, parkeer- en verkeersoverlast. Deze onderwerpen zullen in het kader van deze procedure aan de orde komen.

4.1.    Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. voorzieningen ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, cultuur, volksgezondheid, opvoeding, onderwijs, religie, kinderopvang, ruimten ten behoeve van therapie, ontspanning, kantoren, educatie, werkplaatsen, brandweerkazerne;

b. aan de bestemming ondergeschikte voorzieningen zoals, onder andere, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraan- en afvoer, waterberging en sierwater,

een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan."

Geluid

5.    [verzoeker] en anderen betogen dat de in het plan voorziene activiteiten leiden tot ernstige geluidhinder ter plaatse van hun woningen.

5.1.    Uit paragraaf 4.1.1. van de plantoelichting blijkt dat de raad de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) heeft toegepast. Volgens de plantoelichting kan de omgeving van het plangebied worden gekwalificeerd als een ‘gemengd gebied’ in de zin van de VNG-brochure. De plantoelichting vermeldt verder dat de voorziene functies ten hoogste milieucategorie 2 hebben, waarvoor in het omgevingstype ‘gemengd gebied’ een richtafstand van 10 meter geldt. In de plantoelichting is verder vermeld dat een richtafstand van 10 meter ten opzichte van de gevels van de woningen tot het terrein van de multifunctionele accommodatie volstaat en dat er om die reden wat betreft het aspect geluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen.

Verder vermeldt paragraaf 4.3.6 van de plantoelichting dat onderzocht is wat de optredende geluidniveaus zullen zijn bij de omliggende woningen ten gevolge van de basisschool, het kinderdagverblijf/BSO en de brandweerkazerne. Dit onderzoek is neergelegd in de memo van 11 juli 2018 van de Omgevingsdienst Midden-Holland. Bij het onderzoek zijn het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein en het geluid van uitrukkende brandweer in calamiteitsituaties met het oog op een goede ruimtelijke ordening beschouwd. Uit het onderzoek komt naar voren dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van het stemgeluid afkomstig van spelende kinderen voldoet aan de richtwaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode op grond van de VNG-brochure. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat het geluid afkomstig van uitrukkende brandweer de grenswaarde van 60 dB(A) voor de avond- en nachtperiode bij enkele woningen overschrijdt, maar dat dit aanvaardbaar is omdat het aantal keren dat de brandweer uitrukt in een dorp als Zwammerdam beperkt zal zijn.

5.2.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de omgeving van het plangebied gekwalificeerd kan worden als een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat in de nabije omgeving van het plangebied onder meer een sportvereniging, bedrijvigheid, een begraafplaats, een brandweerkazerne en een zorginstelling liggen. Gelet op een en ander heeft de raad in redelijkheid voor de voorziene functies kunnen uitgaan van een richtafstand van 10 m. Blijkens de verbeelding bedraagt de kortste afstand tussen de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" waar de voorziene activiteiten kunnen plaatsvinden en de dichtstbijzijnde woning meer dan 10 m, zodat voldaan wordt aan deze richtafstand. Verder zijn de conclusies in de memo door [verzoeker] en anderen niet gemotiveerd betwist en heeft de raad dan ook zijn conclusies wat betreft de ruimtelijke aanvaardbaarheid inzake het aspect geluid hierop mogen baseren.

Onder de genoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de raad wat betreft het aspect geluid in redelijkheid de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [verzoeker] en anderen aanvaardbaar heeft kunnen achten.

Parkeren

6.    [verzoeker] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving van het plangebied. Volgens hen is in de bestaande situatie in de omgeving van het plangebied reeds sprake van een tekort aan parkeerplaatsen, met name op zaterdagen wanneer wedstrijden bij de voetbalvereniging plaatsvinden. Zij vrezen dat die parkeerproblematiek met de bouw van de multifunctionele accommodatie zal verergeren. Vanwege het verwachte aantal bezoekers van de multifunctionele accommodatie zal de parkeerbehoefte volgens [verzoeker] en anderen sterk toenemen. Daarentegen voorziet het plan volgens [verzoeker] en anderen in slechts 49 openbare parkeerplaatsen in het plangebied, terwijl dit aantal in de huidige situatie 51 openbare parkeerplaatsen is.

6.1.    De raad stelt dat bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan van een representatieve invulling van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt. De raad verwijst daartoe naar het ongedateerde document "Bijlage parkeren en verkeersgeneratie" (hierna: de Bijlage).

6.2.    In paragraaf 4.12 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect parkeren. Daarin staat onder andere dat het gemeentebestuur bij nieuwbouwplannen of bij wijzigingen van het gebruik eisen kan blijven stellen aan het aantal parkeerplaatsen en plannen kan toetsen aan de gemeentelijke "Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2014", vastgesteld door de raad op 28 mei 2015 (hierna: de Parkeernota). Uit de plantoelichting volgt dat aan de hand van de Parkeernota, de parkeerbehoefte van het plan is berekend. De plantoelichting vermeldt daarbij dat bij een bestemming met meerdere functies, de parkeereis moet worden afgestemd op de functie die de meeste parkeerplaatsen vraagt. Dit zijn volgens de plantoelichting de voetbalvereniging, de basisschool en het kinderdagverblijf. Volgens de plantoelichting worden in het plan daarom 74 parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.

6.3.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan planologisch maximaal mogelijk is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de plantoelichting geen inzicht biedt over de wijze waarop met dit uitgangspunt rekening is gehouden. De plantoelichting vermeldt weliswaar dat 74 parkeerplaatsen mogelijk worden gemaakt, maar in de plantoelichting is geen berekening weergegeven van de wijze waarop dit aantal is berekend.

De raad heeft in het kader van de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen verwezen naar de hiervoor genoemde Bijlage. In de Bijlage is uitgegaan van de bedrijfsvloeroppervlakten die voor de maatschappelijke functies in de aanvraag voor de omgevingsvergunning zijn opgenomen. Daarbij is uitgegaan van ongeveer 600 m² voor een gymzaal en 781 m² bvo voor culturele activiteiten. De voorzieningenrechter ziet reden voor twijfel of hier sprake is van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan planologisch maximaal mogelijk is. Het plan staat er bijvoorbeeld niet aan in de weg dat op de locatie van de gymzaal wordt voorzien in culturele activiteiten, waarvoor op grond van de Parkeernota meer parkeerplaatsen vereist zijn (3 per 100 m²) dan de gymzaal (2,5 per 100 m²). De raad heeft niet voldoende inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen van het plan zijn voor de parkeersituatie in de omgeving.

Gelet op het voorgaande bestaat twijfel of de Afdeling tot de conclusie zal komen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving van het plangebied.

Verkeer

7.    [verzoeker] en anderen betogen dat een grote verkeersaantrekkende werking van de voorziene activiteiten uitgaat. De raad heeft volgens hen ten onrechte geen onderzoek verricht naar de gevolgen van deze activiteiten voor de verkeersafwikkeling in de omgeving, met name waar het gaat om de verkeersafwikkeling op de Spoorlaan en de verkeersveiligheid in de omgeving van het plangebied. Daarbij wijzen zij erop dat de Spoorlaan de enige toegangsweg naar het plangebied vormt en dat deze weg slechts 4 meter breed is. Door deze breedte kunnen auto’s op de Spoorlaan elkaar alleen passeren wanneer op die weg geen auto’s geparkeerd staan. [verzoeker] en anderen zijn dan ook van mening dat de Spoorlaan te smal is om te fungeren als enige ontsluitingsweg voor de voorziene multifunctionele accommodatie. Zij vrezen dat op de Spoorlaan een onaanvaardbare verkeersdrukte zal ontstaan en dat dit ernstige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en de verkeersdrukte daar.

7.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat aan het plan geen afzonderlijk rapport ten aanzien van de gevolgen van het plan voor het verkeer in de omgeving ten grondslag is gelegd. De raad verwijst in zijn verweerschrift naar de hiervoor genoemde Bijlage ‘Parkeren en verkeersgeneratie’. In de in deze Bijlage neergelegde berekening is uitgegaan van de in het plan voorziene functies waarvan volgens de raad de grootste verkeersaantrekkende werking uitgaat. De raad heeft aan de hand van deze functies de verkeersgeneratie berekend. Volgens de raad laten de uitkomsten van deze berekening zien dat de hoeveelheid verkeer als gevolg van de komst van de multifunctionele accommodatie niet significant toeneemt en dat daarom niet hoeft te worden gevreesd voor de gevolgen voor het verkeer.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is evenwel niet inzichtelijk gemaakt hoe groot de bestaande verkeersintensiteit in de omgeving is en kan gelet daarop niet zonder meer worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toename van het verkeer in de omgeving. Evenmin is inzichtelijk gemaakt welke gevolgen het plan heeft voor de verkeersafwikkeling in de omgeving, te meer daar [verzoeker] en anderen erop hebben gewezen dat de Spoorlaan de enige toegangsweg naar het plangebied vormt en deze weg volgens hen te smal is om als enige toegangsweg te fungeren. Verder is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet afdoende ingegaan op de gevolgen van het plan voor de verkeersveiligheid in de omgeving. De raad heeft desgevraagd ter zitting inzake deze onderwerpen geen nadere duidelijkheid kunnen verschaffen.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd waarom het plan vanwege het aspect verkeer vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in stand kan blijven.

Conclusie

8.    Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.3 en 7.1 is overwogen, heeft de voorzieningenrechter twijfel of het plan in de bodemprocedure stand zal houden. Nu het college de omgevingsvergunning van 9 oktober 2020 voor de bouw van een multifunctionele accommodatie aan de Spoorlaan bij inwerkingtreding van het plan aan dat plan zal moeten toetsen, kunnen ingeval van afwijzing van het verzoek onomkeerbare gevolgen optreden voor [verzoeker] en anderen. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek van [verzoeker] en anderen in te willigen en het besluit tot vaststelling van het plan bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen in afwachting van een uitspraak op de beroepen in de bodemprocedure.

Proceskosten

9.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 26 maart 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Multifunctionele Accommodatie, Zwammerdam";

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van de betrokkenen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van de betrokkenen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2020

817.