Uitspraak 202006101/2/R4


Volledige tekst

202006101/2/R4.
Datum uitspraak: 15 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker] en anderen, wonend te Doesburg,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Doesburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Halve maanweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 december 2020, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D. Jansen en H. Schuiling, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Woonservice IJsselland (hierna: de Stichting), vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een appartementencomplex met 24 sociale huurappartementen ter plaatse van het voormalige kantoorgebouw van de Stichting.

Een aantal omwonenden waaronder [verzoeker] en anderen zijn het niet eens met het plan en hebben daarom daartegen beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter tevens gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] en anderen wonen aan de Juliana van Stolberglaan te Doesburg. Tussen de Juliana van Stolberglaan en de bouwlocatie bevindt zich een brandweerkazerne en een loods. Ter zitting hebben zij aangegeven dat zij niet tegen de komst van sociale huurwoningen zijn maar dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onrechtmatig is en om die reden geen stand zal houden in de bodemprocedure. Met name de hoogte en het uiterlijk van het complex vormen volgens hen een probleem.

3.    De Stichting heeft aangegeven dat zij bereid is om te wachten met het bouwen van het appartementencomplex tot de uitspraak in de bodemprocedure. Zij heeft aangegeven om financiële redenen niet te kunnen wachten met het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Hoe langer zij daarmee wacht, hoe groter de kans dat het complex niet kan worden gerealiseerd omdat er geen financiële middelen meer daarvoor beschikbaar zijn. Nu de Stichting niet zal wachten met het indienen van de aanvraag acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig.

De raad heeft ter zitting benadrukt dat uit onderzoek is gebleken dat er behoefte is aan het voorziene appartementencomplex. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat er geen behoefte aan de woningen is.

4.    [verzoeker] en anderen stellen zich op het standpunt dat het bestreden besluit geen stand zal houden. Zij stellen dat het appartementencomplex niet past in de omgeving. Het is volgens hen te modern en te hoog. Het gebouw vormt volgens hen een inbreuk op het beschermd stads- en dorpsgezicht. Zij stellen verder dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun woon- en leefklimaat. In dit verband merken zij op dat het aan het besluit ten grondslag gelegde geluidsonderzoek ten onrechte is beperkt tot de gevolgen voor het appartementencomplex. Er is niet onderzocht wat de gevolgen zullen zijn voor hun woningen als de brandweer aan het oefenen is. Ten aanzien van hun belangen merken zij verder op dat het appartementencomplex te hoog is waardoor er inkijk zal zijn vanaf het complex op hun percelen en in hun woningen. Dit levert volgens hen een schending van hun privacy op. Zij stellen ook dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de flora- en fauna, in het bijzonder met de op de beoogde locatie aanwezige steenmarter en vleermuizen. Ook stellen zij dat de Japanse Duizendknoop in en rond het plangebied onvoldoende wordt bestreden.

4.1.    In artikel 5.2.1 van de planregels is bepaald dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven. De maximale hoogte is volgens die aanduiding op de plankaart 13 m en voor een klein deel 16 m.

De raad stelt zich op het standpunt dat het appartementencomplex wat hoogte betreft past in de omgeving. Het voorziene complex is overwegend 13 m hoog en heeft een schuine gedeelte van de 4de naar de 5de verdieping op de hoek van 16 m hoog. Voordat het plan is vastgesteld, is door de raad advies ingewonnen over de hoogte van het appartementencomplex in verband met het beschermde stads- en dorpsgezicht. De massa van het gebouw is volgens de raad nodig als tegenhanger van de bebouwing aan de overzijde van de Halve Maanweg. In het schuine deel van het gebouw is voorzien naar aanleiding van hetgeen is geadviseerd. Over de moderne uitstraling heeft de raad ter zitting toegelicht dat het uiterlijk van het gebouw in de procedure over de omgevingsvergunning aan de orde komt en zal worden beoordeeld.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad met het bovenstaande voldoende heeft gemotiveerd waarom de raad het voorziene appartementencomplex wat betreft de hoogte niet in strijd acht met het beschermd stads- en dorpsgezicht en ook overigens passend acht in de omgeving. Over de gestelde moderne uitstraling van het complex merkt de voorzieningenrechter op dit een aspect is dat niet in het bestemmingsplan is vastgelegd en aan de orde zal komen in de procedure over de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter wijst hierbij op artikel 7.4 van de planregels. Volgens dat artikel kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen in verband met behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Doesburg.

4.2.    Over het woon- en leefklimaat heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar sprake zal zijn van enige inkijk maar dat die inkijk  niet onaanvaardbaar is. Daarbij heeft de raad in aanmerking genomen dat de afstand tussen de voorziene bouwlocatie en de dichtstbijzijnde woning 60 m is. Over het geluid heeft de raad ter zitting toegelicht dat onderzoek is gedaan naar de effecten van de brandweeroefeningen op de omgeving na realisering van het appartementencomplex. Er is daarbij, anders dan verzoekers stellen, ook onderzocht wat de geluidsbelasting ter plaatse van de omliggende woningen zal zijn. Op pagina 7 van het uitgevoerde onderzoek "nader onderzoek industrielawaai De Nieuwe Halve Maan te Doesburg" van 25 maart 2020, staat dat de geluidsbelasting ter hoogte van de omliggende woningen de richtwaarde overschrijdt. Uit een memo van 18 augustus 2020 volgt dat hiervoor een maatwerkvoorschrift is opgesteld zodat de hogere geluidsbelasting ter plaatse is toegestaan.

Gelet op de afstand en de aanwezige bebouwing tussen de voorziene locatie van het appartementencomplex vindt de voorzieningenrechter het standpunt van de raad over de gestelde schending van privacy op voorhand niet onredelijk. Ook het standpunt van de raad over de gestelde geluidshinder acht de voorzieningenrechter niet onredelijk.

5.    De raad heeft de aanwezige flora en fauna in het plangebied onderzocht. Wat de steenmarter betreft merkt de raad op dat daar geen rekening mee hoeft te worden gehouden omdat deze zich in het dak van het voorheen op het perceel aanwezige gebouw bevond en zich na sloop niet meer op het perceel bevindt. De raad heeft verder onderzoek gedaan naar de vleermuizenkelder. Het voorziene appartementencomplex heeft geen gevolgen voor de vleermuizenkelder. Ten aanzien van de Japanse Duizendknoop merkt de raad op dat dit aspect niet relevant is voor de beantwoording van de vraag of het bestemmingsplan kon worden vastgesteld. De raad merkt wel op dat er geld beschikbaar is binnen de gemeente om het probleem met deze woekerende plant te bestrijden en structureel op te lossen.

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan in dit geval rekening moest houden met de Japanse Duizendknoop en de steenmarter. Het standpunt van de raad hierover is niet onredelijk. Ten aanzien van de vleermuizenkelder overweegt de voorzieningenrechter dat de raad zich op basis van het uitgevoerde  onderzoek op het standpunt kon stellen dat de aanwezigheid van de vleermuizenkelder niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de aanwezige vleermuiskelder, wanneer bij de verlichting in de directe omgeving van de toegang van de kelder daarmee rekening wordt gehouden, de functie voor de vleermuizen kan behouden.

6.    Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, niet verwacht dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden bestaat geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2020

912.