Uitspraak 202003326/2/R2


Volledige tekst

202003326/2/R2.
Datum uitspraak: 15 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

gevestigd te 's-Hertogenbosch,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Someren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Someren-Deelgebied 2" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) beroep ingesteld. Het heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[initiatiefnemer] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 december 2020, waar het college, vertegenwoordigd door J.D.F. Verboom, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Salemans-Dusch, zijn verschenen. Voorts is daar [initiatiefnemer], vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld door [persoon], gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Het bestemmingsplan betreft een actualisering voor een gedeelte van het buitengebied van Someren. Deze actualisering heeft geleid tot meerdere herzieningen in deelgebied 2, die zijn samengevoegd in het bestemmingsplan "Buitengebied Someren-Deelgebied 2".

Het bestemmingsplan voorziet onder meer in het mogelijk maken van realisering van twee zogenoemde ruimte-voor-ruimte-woningen op de locatie Groeneweg ongenummerd (tussen 7 en 11). Daartoe zijn in het betrokken plandeel twee woonbestemmingen opgenomen.

Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan zijn meerdere beroepen ingesteld, waaronder door het college. Het college kan zich niet met de genoemde ontwikkeling verenigen, omdat die volgens hem in strijd is met de op 5 november 2019 in werking getreden Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV).

Spoedeisend belang

3.    Het college wenst met het verzoek om voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Het heeft er daarbij op gewezen dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de directe wettelijke grondslag biedt voor het verlenen van de omgevingsvergunningen voor de twee ruimte-voor-ruimte-woningen.

Nu is gebleken dat de initiatiefnemer van de ruimte-voor-ruimte-woningen, [initiatiefnemer], de aanvragen om omgevings-vergunning naar zij stelt gereed heeft voor indiening en zij de bodemprocedure niet wenst af te wachten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bij het verzoek bestaat.

Het standpunt van verzoeker

4.    Het college betoogt dat de locatie waar de ruimte-voor-ruimte-woningen zijn voorzien, niet in overeenstemming is met artikel 3.80, eerste lid, aanhef en onder b, van de IOV. De ruimte-voor-ruimtekavels zijn volgens het college niet gelegen op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie zoals daar vereist, omdat ter plaatse geen sprake is van een bebouwingsconcentratie als bedoeld in artikel 1 van de IOV.

Volgens het college doet zich daarnaast een onvolkomenheid in het bestemmingsplan voor omdat de gebiedsaanduiding ‘Overige zone - bebouwingsconcentratie’ niet is omschreven. Daaraan is dan ook in het plan geen relevante juridische betekenis gegeven. Mede gelet daarop is aan deze aanduiding in het bestemmingsplan een veel te ruime begrenzing toegekend, aldus het college.

Het standpunt van de raad

5.    De raad stelt dat de gebiedsaanduiding ‘Overige zone - bebouwingsconcentratie’ in het bestemmingsplan overeenstemt met het gebied dat reeds in het bestemmingsplan "Buitengebied 1998", met instemming van het college van gs, als bebouwingsconcentratie - toen  aangeduid als kernrandzone - was aangewezen. In het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" was dit gebied ook reeds als bebouwingsconcentratie aangeduid. De raad wenst daarvan dan ook nu niet af te wijken en stelt zich op het standpunt dat het als zodanig aangewezen gebied aan de relevante criteria voor een bebouwingsconcentratie in de IOV voldoet. Een bebouwingsconcentratie in de zin van de IOV is immers een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster. Verder heeft de raad erop gewezen dat de afweging die ertoe heeft geleid dat de ontwikkeling wordt toegestaan, een bredere ruimtelijke afweging omvat dan alleen de constatering dat de locatie in een bebouwingsconcentratie ligt. Zo is voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Volgens de raad is een volledige en deugdelijke afweging gemaakt die de conclusie dat de ontwikkeling aanvaardbaar is, kan dragen.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

6.    Het is aan de Afdeling in de bodemprocedure om te beslissen of het besluit van de raad, voor zover daarbij de ontwikkeling van de ruimte-voor-ruimte-woningen op de betrokken locatie mogelijk wordt gemaakt, al dan niet in strijd is met artikel 3.80, eerste lid, onder b, van de IOV.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door het college naar voren gebrachte beroepsgronden over de strijdigheid met de IOV in de bodemprocedure nader onderzoek vergen en dat niet is uitgesloten dat deze  slagen. Die omstandigheid, in combinatie met een afweging van de bij het verzoek betrokken belangen, leiden de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. Daartoe wordt overwogen dat de initiatiefnemer van de ruimte-voor-ruimte-woningen er met betrekking tot zijn belangen bij afwijzing van het verzoek op heeft gewezen dat hij reeds jarenlang bezig is met het initiatief en dat de bouwkosten zullen oplopen naarmate nog langer moet worden gewacht. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat aan het door het college gestelde belang van de provincie dat onomkeerbare gevolgen door realisering van de woningen worden voorkomen gedurende de tijd dat het beroep nog aanhangig is, een groter gewicht toekomt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

Conclusie

7.     Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8.     Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Someren van 5 maart 2020, kenmerk 0847200014043, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Someren-Deelgebied 2", voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen", de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte" en de gebiedsaanduidingen "overige zone - bebouwingsconcentratie", "overige zone - beperkingen veehouderij" en "overige zone - stalderingsgebied", voor de locatie Groeneweg ongenummerd tussen 7 en 11 te Someren;

II.    gelast dat de raad van de gemeente Someren aan het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2020

641.

BIJLAGE

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Artikel 1.1 Begripsbepaling:

- Bebouwingscluster

Vlakvormige verzameling van bebouwing, gelegen buiten Stedelijk gebied;

- Bebouwingsconcentratie

Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

- Bebouwingslint

Min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten Stedelijk gebied;

- Kernrandzone

Overgangszone van bestaand stedelijk gebied naar het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een toenemende menging van functies;

Artikel 3.80, eerste lid:

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in één of meerdere ruimte-voor-ruimtekavels, ieder ten behoeve van de bouw van één woning, indien:

a. er sprake is van een aanzienlijke winst van de omgevingskwaliteit;

b. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie ligt;

c. een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woning is verzekerd;

d. er geen sprake is van (een aanzet voor) een stedelijke ontwikkeling behoudens in geval de locatie ligt binnen Verstedelijking afweegbaar.

Bestemmingsplan "Buitengebied Someren-Deelgebied 2"

Artikel 1.25 Bebouwingscluster:

Vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied.

Artikel 1.26 Bebouwingsconcentratie:

Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

Artikel 1.27 Bebouwingslint:

Min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten het bestaand stedelijk gebied.

Artikel 1.113 Kernrandzone:

Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.