Uitspraak 202003437/2/R2


Volledige tekst

202003437/2/R2.
Datum uitspraak: 16 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Valkenswaard,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Valkenswaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkeind" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Keersop Projectontwikkeling B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 november 2020, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker] en bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door drs. C. Evers, zijn verschenen. Ter zitting zijn [gemachtigde B] en [gemachtigde C] namens Keersop Projectontwikkeling B.V. gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het bestemmingsplan maakt de realisering van acht woningen mogelijk, waarvan vier woningen op gronden achter de percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Valkenswaard. Deze gronden zijn nu nog als tuin in gebruik. [verzoeker] en anderen wonen op de aan die tuinen grenzende percelen aan het [locatie 3] tot en met [locatie 4] en [locatie 5] tot en met [locatie 6]. Zij kunnen zich niet met de realisering van de vier woningen achter hun percelen verenigen en vrezen hiervan ernstige aantasting van hun privacy en woongenot.

[verzoeker] en anderen hebben ook een aantal bezwaren van procedurele aard naar voren gebracht.

3.    Keersop Projectontwikkeling B.V. heeft ter zitting laten weten dat zij een onherroepelijk oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit zal afwachten alvorens aanvragen om omgevingsvergunningen voor de bouw in te dienen.

Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat in zoverre  voor [verzoeker] en anderen geen spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening bestaat.

4.    Overigens ziet de voorzieningenrechter op voorhand in de ter zake aangevoerde formele bezwaren geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wegens strijd met de Awb of de Gemeentewet de rechtmatigheidstoets in de bodemzaak niet zal kunnen doorstaan.

Ook de omstandigheid waarop verzoekers met name hebben gewezen, dat het bestreden besluit laat in de raadsvergadering van 30 april 2020 door middel van een amendement gewijzigd is vastgesteld en de raadsleden er volgens hen nauwelijks kennis van hebben kunnen nemen, leidt niet tot die conclusie. Het primaat van de beslissing of een amendement vanwege het tijdstip van indiening niet meer bij de beraadslaging kan worden betrokken, ligt bij de raad. Het plan is in de vergadering van 30 april 2020 - met inachtneming van het amendement - na stemming in gewijzigde vorm aangenomen.

5.    De voorzieningenrechter ziet ook in de overige beroepsgronden van [verzoeker] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemzaak niet in stand zal kunnen blijven.

Vast staat dat de kortste afstand tussen het bouwvlak op de meest noordelijk gelegen bouwkavel nr. 8 en de achtergevel van de dichtstbijzijnde woning aan het Kerkeind ongeveer 13,5 m bedraagt. Naar voorlopig oordeel heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke afstand in een binnenstedelijke omgeving vanuit een oogpunt van privacy niet onaanvaardbaar is. Gebleken is voorts dat de hoogte van de woning op kavel nr. 8 in het gewijzigde plan is teruggebracht van 10 m naar 6,5 m en dat de projectontwikkelaar schriftelijk heeft toegezegd metershoge bomen te zullen planten. Door deze maatregelen zal het zicht op de percelen van [verzoeker] en anderen vanuit de nieuwe woningen verminderen.

6.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Van Ettekoven    w.g. Zijlstra
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020

240.