Uitspraak 202002519/1/R1


Volledige tekst

202002519/1/R1.
Datum uitspraak: 16 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

V.D.L. Bouwbedrijf, gevestigd te Retranchement, gemeente Sluis,

appellant,

en

de raad van de gemeente Sluis,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Molenstraat 27 Retranchement" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft VDL Bouwbedrijf beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2020, waar VDL Bouwbedrijf, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.A. den Boeft, zijn verschenen. Verder is [partij] ter zitting verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan verplaatst en vergroot het bestaande bouwvlak op het perceel Molenstraat 27 te Retranchement (hierna: het perceel) om daar een nieuwe woning met bijbehorende bed & breakfast mogelijk te maken. Het perceel ligt aan de rand van de kern Retranchement en daarop staan nu een woonhuis en een bijgebouw.

VDL Bouwbedrijf exploiteert een aannemingsbedrijf in een bedrijfsloods op het aangrenzende perceel. Hij vreest dat hij door de mogelijk gemaakte ontwikkeling in zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd.

2.    Na het besluit van 30 januari 2020 heeft de initiatiefnemer het perceel verkocht aan [partij].

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Woning en bed & breakfast

4.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat in het plan niet gewaarborgd is dat een woning met bed & breakfast zal worden gerealiseerd en niet een gebouw met bijvoorbeeld zes appartementen. Hij wijst op de vergroting van het bouwvlak van 220 m2 naar 340 m2 en de verhoging van de goothoogte van 4 m naar 6 m, waardoor een groot gebouw mogelijk wordt gemaakt.

4.1.    De raad stelt dat het vorige bestemmingsplan "Kleine Kernen Sluis" één woning op het perceel toeliet en dat het nu vastgestelde plan daaraan geen woningen toevoegt. De raad stelt zich op het standpunt dat op grond van het vastgestelde plan enkel een vrijstaande woning mag worden gerealiseerd. Volgens de raad laat het plan geen appartementencomplex toe, omdat de bouwaanduiding "vrijstaand" is toegekend en niet de aanduiding "gestapeld".

4.2.    In de artikelen 1.37, 1.39, 1.41 en 1.63 van de planregels zijn de volgende definities opgenomen:

gebouw: "elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;"

gestapeld: "een hoofdgebouw waarin meerdere woningen/wooneenheden zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning/wooneenheid een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;"

hoofdgebouw: "een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;"

vrijstaand: "een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;".

Artikel 3 van de planregels gaat over de bestemming "Wonen". Artikel 3.2.1 bepaalt:

"Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

[…]

b. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

[…]."

4.3.    Gezien de grootte van het bouwvlak en de maximale bouwhoogte, zou een gebouw met appartementen kunnen worden gebouwd. Hoewel uit de plantoelichting blijkt dat bedoeld is om maximaal één wooneenheid op het perceel toe te laten, volgt uit de verbeelding en de planregels dat ook een vrijstaand appartementencomplex mogelijk is. Anders dan de raad veronderstelt, bepaalt het plan niet dat een appartementencomplex uitsluitend toegestaan is op bouwvlakken met de aanduiding ‘gestapeld’. Het plan is op dit punt niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.

4.4.    Het betoog slaagt.

5.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat de beoogde bed & breakfast niet kleinschalig te noemen is, omdat binnen het bouwvlak een gebouw kan worden gerealiseerd met een woonoppervlakte van ongeveer 850 m2. Dit betekent dat de raad in feite een horecabedrijf toelaat, terwijl hij horeca in de omgeving, zoals op zijn bedrijfsterrein, niet toestaat. VDL Bouwbedrijf betoogt verder dat niet aan de in de plantoelichting vermelde voorwaarden voor een bed & breakfast zal worden voldaan, omdat de eigenaar niet in de woning zal gaan wonen.

5.1.    In artikel 1.19 van de planregels is bed & breakfast gedefinieerd als: "een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming".

Op grond van artikel 3.4.2, aanhef en onder c, is een bed & breakfast toegestaan op de voor "Wonen" aangewezen gronden, met dien verstande dat het vloeroppervlak daarvan ten hoogste 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt en dat maximaal zes recreatieve gebruikseenheden toegestaan zijn.

5.2.    Uit de plantoelichting blijkt dat de raad het initiatief van de voormalige eigenaar, bij de beoordeling of dat ruimtelijk aanvaardbaar is, heeft getoetst aan de voorwaarden die in het bestemmingsplan "Kleine Kernen Sluis" zijn gesteld voor een bed & breakfast. De Afdeling stelt vast dat de definitie van bed & breakfast in de planregels van dat bestemmingsplan is overgenomen in artikel 1.19.

In de plantoelichting is beschreven dat, om de ondergeschiktheid van een bed & breakfast te benadrukken, maximaal 45% van het totale vloeroppervlak van de woning voor bed & breakfast mag worden gebruikt.

5.3.    Uit de planregels volgt dat de raad een binnen het bouwvlak gerealiseerde woning met maximaal zes bed & breakfast-verblijven aanmerkt als een kleinschalige overnachtingsaccommodatie. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. Aangezien het grootste deel van het vloeroppervlak moet worden gebruikt voor de woonfunctie, is ook gewaarborgd dat een bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, betekent de vereiste ondergeschiktheid aan de woonfunctie dat een perceel met een bed & breakfast bewoond is. Dit betekent echter niet dat de eigenaar de bewoner moet zijn.

Dat de in het plan toegelaten bed & breakfast mogelijk overeenkomsten met een horecabedrijf heeft, betekent niet dat de raad zo’n bed & breakfast niet ruimtelijk aanvaardbaar mocht achten. De enkele stelling dat in de omgeving geen horeca wordt toegestaan, is daarvoor onvoldoende. De situatie van VDL Bouwbedrijf is verder niet vergelijkbaar met die in het plangebied. Op grond van het op 21 december 2017 vastgestelde bestemmingsplan "Tweede herziening bestemmingsplan Kleine Kernen Sluis" mag op het perceel van VDL Bouwbedrijf uitsluitend een aannemersbedrijf gevestigd zijn en is een woning niet toegestaan. Het perceel waarop het plan betrekking heeft, had al een woonbestemming met  mogelijkheden voor het realiseren van een bed & breakfast in de woning.

5.4.    Dit betoog faalt.

Bouwvolume

6.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat het plan een gebouw van 2.380 m3 mogelijk maakt en dat zo’n gebouw te groot is in vergelijking met de in de omgeving aanwezige bebouwing. Ook is er geen noodzaak om de toegestane goothoogte te verhogen van 4 m naar 6 m. Op de foto’s die zijn gebruikt, staan geen gebouwen met een goothoogte van 4 m of meer. Bij een zogenoemde typologische schuurvorm past volgens hem eerder een lage goothoogte dan een hoge van 6 m.

6.1.    In de plantoelichting en het verweerschrift wordt de vergroting van het bouwvlak verklaard door de wens van de initiatiefnemer om een woning te realiseren in een typologische schuurvorm. Waarom de goothoogte wordt verhoogd naar 6 m wordt daarin echter niet toegelicht. Op de foto’s die zijn opgenomen in de Inrichtingsschets van 20 december 2018, die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd, is ook geen bebouwing met een goothoogte van 6 m te zien. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de initiatiefnemer een bepaalde schuine hoek wilde realiseren, waarvoor gedeeltelijk een goothoogte van 6 m nodig zou zijn.

De Afdeling is van oordeel dat het verhogen van de goothoogte van 4 m naar 6 m niet deugdelijk gemotiveerd is. De toegestane goothoogte van 6 m voor het hele bouwvlak maakt ook een veel groter gebouw mogelijk dan de initiatiefnemer volgens de verklaring van de raad ter zitting voor ogen had.

6.2.    Het betoog slaagt.

7.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat buiten het bouwvlak een aanbouw tegen de loods aan de Molenstraat 25B zal worden gerealiseerd. Dit is een welnessgebouw van ongeveer 40 m2. De plantoelichting gaat hier volgens hem ten onrechte niet op in.

7.1.    Dit betoog faalt. Het plan voorziet niet in een welnessgebouw. Indien de eigenaar van het perceel een welnessgebouw zou willen realiseren, zoals de initiatiefnemer aanvankelijk wilde, moet worden nagegaan of daarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd en of het bestemmingsplan moet worden aangepast. Die situatie is nu niet aan de orde.

Verharding

8.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat de verharding van de ondergrond zal toenemen tot ongeveer 50% van het totale terrein. Dit komt volgens hem de waterhuishouding niet ten goede.

8.1.    In paragraaf 3.11 van de plantoelichting is ingegaan op de watertoets. Deze waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen, dat de raad bij brief van 5 juni 2019 heeft meegedeeld daarin geen aanleiding te zien voor het maken van opmerkingen.

VDL Bouwbedrijf heeft niet gemotiveerd waarom de plantoelichting op dit punt ontoereikend is. Het betoog kan alleen al daarom niet slagen.

Belemmering bedrijfsvoering

9.    VDL Bouwbedrijf betoogt dat hij door het plan in zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd. Hij vreest dat bewoners en bezoekers gaan klagen over overlast van zijn bedrijf met machinale timmerwerkplaats. Door de vergroting van het bouwvlak en de mogelijkheid om appartementen te realiseren, kan hij te maken krijgen met meer bewoners en bezoekers dan onder het vorige plan.

9.1.    De plantoelichting vermeldt dat het bouwvlak door de verplaatsing op een grotere afstand, te weten op een afstand van ongeveer 12 m, van de gevel van het bouwbedrijf komt te liggen. Hoewel dit nog steeds binnen de voor geluid aan te houden richtafstand van 30 m is, is dit volgens de plantoelichting een verbetering van de bestaande situatie en ruimtelijk aanvaardbaar.

9.2.    De raad heeft bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor de bedrijfsvoering van VDL Bouwbedrijf alleen de verplaatsing van het bouwvlak betrokken. De vergroting van het bouwvlak, waardoor een gebouw voor meer gasten van een bed & breakfast kan worden gerealiseerd, en de onder 4.3 weergegeven mogelijkheid om een appartementencomplex te realiseren, heeft de raad niet bij zijn beoordeling betrokken. Het plan is op dit punt niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.

9.3.    Het betoog slaagt.

Conclusie

10.    Uit wat hierboven onder 4.3, 6.1 en 9.2 is overwogen volgt dat het besluit van 30 januari 2020 in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering.

11.    Het beroep is gegrond. Het besluit van 30 januari 2020 dient te worden vernietigd. De raad zal uit een oogpunt van rechtszekerheid worden opgedragen om deze beslissing te verwerken op www.ruimtelijkeplannen.nl.

12.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sluis van 30 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Molenstraat 27 Retranchement";

III.    draagt de raad van de gemeente Sluis op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de beslissing onder II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Sluis tot vergoeding van bij V.D.L. Bouwbedrijf in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 444,20 (zegge: vierhonderdvierenveertig euro en twintig cent);

V.    gelast dat de raad van de gemeente Sluis aan V.D.L. Bouwbedrijf het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020

148.