Uitspraak 202006353/1/R1 en 202006354/1/R1


Volledige tekst

202006353/1/R1 en 202006354/1/R1.
Datum uitspraak: 9 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], en Azon Holding B.V., gevestigd te Doetinchem, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.    [verzoeker sub 1],

2.    Azon Holding,

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem,

verweerder.

Procesverloop

Bij separate besluiten van 6 november 2020 heeft het college onder aanzegging van bestuursdwang respectievelijk [verzoeker sub 1] en Azon Holding gelast diverse overtredingen op het perceel [locatie] in Doetinchem (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden.

Tegen deze besluiten hebben [verzoeker sub 1] en Azon Holding bezwaar gemaakt. Gelijktijdig hebben [verzoeker sub 1] en Azon Holding de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker sub 1] en Azon Holding hebben nadere stukken ingediend.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 december 2020, waar [verzoeker sub 1] en Azon Holding, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. R.J.G. Bäcker en mr. A. Janssens, beiden advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door T. Westendorp, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De lasten onder bestuursdwang in de afzonderlijke besluiten van 6 november 2020 zijn gelijkluidend en betreffen drie lasten waarvan de eerste last ziet op overtreding van de Wet bodembescherming in verband met de opslag van blusschuim/schuimwater in Intermediate Bulk Containers (hierna: IBC’s) op het perceel. Azon Holding is eigenaar van het perceel. [verzoeker sub 1] is directeur en enig bestuurder van Azon Holding. Azon Holding had het perceel verhuurd aan [bedrijf]. Deze heeft op het perceel ongeveer 1200 ton aan blusschuim/bluswater in IBC’s opgeslagen. De begunstigingstermijn van de eerste last is verstreken en het college heeft ter zitting toegelicht op 10 december 2020 bestuursdwang toe te willen passen.

2.    [verzoeker sub 1] en Azon Holding verzoeken de werking van de besluiten van 6 november 2020 te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, dan wel de begunstigingstermijn te verlengen tot vier weken na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in dit geval geraden acht.

3.    Hetgeen verzoekers ten grondslag hebben gelegd aan hun verzoek om een voorlopige voorziening vereist op sommige punten nader onderzoek, waarvoor deze voorlopige voorzieningenprocedure zich, mede gelet op de korte termijn waarbinnen een uitspraak is gewenst, niet leent. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op het besluit op bezwaar een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

4.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoekers bij het afwachten van een besluit op hun bezwaar zwaarder weegt dan het belang van het college. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er momenteel ook een handhavingsprocedure loopt tussen het college en [bedrijf]. Het college kan in die procedure bestuursdwang toepassen. Het college heeft tegenover het belang van verzoekers om het besluit op bezwaar te mogen afwachten geen duidelijk belang gesteld.

5.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

6.    Het college dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] en Azon Holding op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem van 6 november 2020, beiden met kenmerk 2020HBD0015 tot zes weken nadat het college een besluit op de daartegen gemaakte bezwaren heeft genomen;

II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] en Azon Holding B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem aan [verzoeker sub 1] en Azon Holding B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 532,00 (zegge: vijfhonderdtweeëndertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Van Driel
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2020

414-855.