Uitspraak 202000717/1/A3


Volledige tekst

202000717/1/A3.
Datum uitspraak: 9 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Rotterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 december 2019 in zaak nr. 19/89 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Rotterdam.

Procesverloop

Bij brief van 28 augustus 2018 heeft de burgemeester [appellante] en Stichting Woonstad Rotterdam een schriftelijke waarschuwing gegeven.

Bij besluit van 20 november 2018 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 18 december 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    De burgemeester heeft aan [appellante] en Stichting Woonstad Rotterdam een voornemen tot sluiting van de woning aan de [locatie] te Rotterdam op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet kenbaar gemaakt. Bij de brief van 28 augustus 2018 heeft de burgemeester [appellante] en Stichting Woonstad Rotterdam medegedeeld daarvan af te zien. Hierbij is vermeld dat een laatste waarschuwing wordt gegeven en dat als in de nabije toekomst een volgende constatering wordt gedaan de woning onverwijld zal worden gesloten. [appellante] heeft daartegen per e-mail van 9 oktober 2020 bezwaar gemaakt. Bij aangetekende brief van 12 oktober 2018 heeft de burgemeester [appellante] laten weten een bezwaarschrift pas in behandeling te kunnen nemen wanneer dit is ondertekend en per post, per fax of digitaal met DigiD is ingediend. In reactie daarop heeft [appellante] per e-mail van 17 oktober 2018 een ondertekend bezwaarschrift ingediend. De burgemeester heeft het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard.

Hoger beroep

2.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt. Weliswaar per e-mail, maar de mogelijkheid om per fax bezwaar te maken stond niet vermeld in de brief van 28 augustus 2018. Zij had de brief van 12 oktober 2018 gelet op de onderstreping van het woord "ondertekend" zo begrepen dat volgens de burgemeester het gebrek zat in het ontbreken van de ondertekening in het eerste bezwaarschrift. Volgens [appellante] heeft de rechtbank miskend dat het ook vreemd en verwarrend is dat zienswijzen wel en bezwaarschriften niet per e-mail ingediend mogen worden en dat zij daarop niet bedacht hoefde te zijn. Zij betoogt dat de burgemeester haar in de brief van 28 augustus 2018 had moeten uitleggen hoe bezwaar gemaakt moest worden en haar op de hoogte had moeten stellen van het faxnummer. Het was niet bekend dat voor een bezwaar tegen een besluit van de burgemeester hetzelfde faxnummer geldt als voor een bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, aldus [appellante].

Beoordeling

3.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de burgemeester het bezwaar van [appellante] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft de burgemeester hier de weg van bezwaar per e-mail niet opengesteld. Niet in de brief van 28 augustus 2018 en ook niet in de brief van 12 oktober 2018. In laatstgenoemde brief wordt vermeld dat [appellante] haar bezwaarschrift alleen per post, per fax of digitaal met DigiD kan indienen en niet per e-mail. Dit heeft [appellante] er niet van weerhouden om het bezwaarschrift, ditmaal ondertekend, opnieuw per e-mail in te dienen. Ter zitting heeft [appellante] gezegd dat zij de brief niet helemaal goed heeft gelezen en dat zij dacht dat het de burgemeester alleen te doen was om de ondertekening van het bezwaarschrift omdat dit woord was onderstreept. In de brief van 12 oktober 2018 stond - naast het verzoek tot ondertekening - uitdrukkelijk en duidelijk vermeld dat het indienen per e-mail niet was opengesteld met het verzoek het bezwaarschrift via de juiste weg in te dienen. Daarna wordt in die brief vermeld op welke drie manieren dit mogelijk is met de bijbehorende adressen of nummers. Van verwarring kon na deze brief geen sprake meer zijn. Dat [appellante] deze brief niet goed heeft gelezen komt voor haar rekening en risico.

Het betoog faalt.

Conclusie

4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2020

317-898.