Uitspraak 202000948/1/A3


Volledige tekst

202000948/1/A3.
Datum uitspraak: 9 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020 in zaak nr. 19/2788 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2018 heeft het college het verzoek van [appellant] om persoonsgegevens te verwijderen buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 4 april 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 februari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2020, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door A.G.C.M. Lucassen-Olijhoek en W.F. Vianen, zijn verschenen.

Overwegingen

Toepasselijk recht

1.    Voor de tekst van de relevante bepalingen van de Verordening 2016/979 (Algemene Verordening Gegevensbescherming, hierna: de AVG) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt verwezen naar de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.

Besluitvorming

2.    [appellant] heeft bij brief van 16 september 2018 het college laten weten dat hem is gebleken dat het zijn persoonsgegevens op het forum van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft verwerkt en per mail aan andere bestuursorganen heeft doorgezonden. Hij heeft het college verzocht zijn persoonsgegevens te wissen en een schadevergoeding te betalen. Bij dit verzoek heeft hij een kopie van een gewaarmerkte kopie van zijn paspoort gevoegd.

2.1.    Op 2 oktober 2018 heeft het college medegedeeld dat het de identiteit van de verzoeker niet deugdelijk kan vaststellen met een kopie van een gewaarmerkte kopie. Het heeft [appellant] verzocht om persoonlijk langs te komen op het gemeentehuis. [appellant] heeft daarop opnieuw de kopie overgelegd en, voor als dat niet afdoende werd geacht, verzocht om een DigiD-link te mailen zodat hij zich kan identificeren.

2.2.    Het college heeft vervolgens bij besluit van 19 november 2018 besloten het verzoek buiten behandeling te stellen. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De commissie voor de behandeling van bezwaarschriften heeft geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren, omdat de identiteit niet onomstotelijk kan worden vastgesteld. Een gewaarmerkte kopie geeft aan dat de kopie overeenkomt met het origineel, maar het is niet te controleren of het document dat is gescand echtheidskenmerken heeft. Ook wordt op de kopie van het paspoort aangegeven dat de handtekening gelegaliseerd is, maar de stempels op de handtekening ontbreken, waardoor de legalisatie van de handtekening niet geldig is. De kopie die is gemaakt is daarbij gedateerd op 8 januari 2018 terwijl het verzoek geruime tijd later is ingediend. Identificatie via DigiD is bij de gemeente nog niet mogelijk. Het college heeft het advies overgenomen en het bezwaar bij besluit van 4 april 2019 ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen eisen dat [appellant] zich persoonlijk op het gemeentehuis kwam identificeren. Die identificatie is erop gericht om fraude te voorkomen, waaraan het college een groot belang mag hechten. [appellant] heeft verzocht om gegevens te wissen. Dat is onomkeerbaar, zodat identificatie van zeer groot belang is. De eis is niet disproportioneel. Voor zover de afstand een belemmering zou zijn, is van belang dat sprake is van een overgangsperiode en in de loop van 2020 belanghebbenden via DigiD verzoeken op grond van de AVG kunnen doen, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college van hem mocht eisen langs te komen bij het gemeentehuis. Met de kopie van een gewaarmerkte kopie van zijn paspoort kon het college zijn identiteit deugdelijk vaststellen. De handtekening op het verzoek komt overeen met de handtekening in het paspoort. Daarbij is het verzoek om zijn persoonsgegevens te wissen ingediend vanaf het adres waarop hij staat ingeschreven in de basisregistratie personen, wat een belangrijke factor is bij de vaststelling van de identiteit, aldus [appellant].

Beoordeling hoger beroep

5.    In overweging 64 van de AVG staat dat de verwerkingsverantwoordelijke alle redelijke maatregelen dient te nemen om de identiteit te controleren van een betrokkene die om inzage verzoekt. Als reden bestaat om te twijfelen aan de identiteit, mag om aanvullende informatie gevraagd worden, zo volgt uit artikel 12, zesde lid, van de AVG.

5.1.    Het college vraagt standaard aan personen die een verzoek tot het wissen van persoonsgegevens indienen om langs te komen op het gemeentehuis om zich te identificeren. Voor [appellant], die aan de andere kant van het land woont, betekent dit dat hij heel ver zou moeten reizen. Er waren in dit geval ook andere mogelijkheden om de identiteit vast te stellen, die een lagere drempel opwerpen. Het overleggen van een kopie van een paspoort wordt bijvoorbeeld in beginsel als een redelijke maatregel aangemerkt om de identiteit te controleren. Vergelijk de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2020:2833. [appellant] had een kopie van een gewaarmerkte kopie van zijn paspoort overgelegd. Het college kon aan de hand hiervan zijn identiteit controleren. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, twijfelde het niet aan de identiteit van [appellant]. Er bestond daarom geen reden om aanvullende informatie te vragen of aanvullende eisen te stellen. Dat het mogelijk is om een kopie te vervalsen en dat de gewaarmerkte kopie niet op de juiste wijze gewaarmerkt is, zoals het college heeft aangevoerd, maakt dat niet anders, omdat het college zelf te kennen heeft gegeven dat het niet vermoedde dat de kopie vervalst was of dat er mogelijk een ander persoon achter het verzoek zou zitten. De eis van het college was in dit geval daarom geen redelijke maatregel. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college in redelijkheid van [appellant] heeft mogen eisen om langs te komen op het gemeentehuis.

5.2.    Het betoog slaagt.

Slotsom

6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 4 april 2019 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 4:5, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.

7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020 in zaak nr. 19/2788;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn van 4 april 2019, kenmerk 2018-084131;

V.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;

VI.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.234,53 (zegge: tweeduizend tweehonderdvierendertig euro en drieënvijftig cent);

VII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 439,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Klein
griffier

Uitgesproken in het openbaar op

176-851.

BIJLAGE

Verordening 2016/979 (AVG)

(64)  De verwerkingsverantwoordelijke dient, met name met betrekking tot onlinediensten en online-identificatoren, alle redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te controleren van een betrokkene die om inzage verzoekt. Een verwerkingsverantwoordelijke mag persoonsgegevens niet uitsluitend bewaren om op eventuele verzoeken te kunnen reageren.

Artikel 12

[…].

6. Onverminderd artikel 11 kan de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de natuurlijke persoon die het verzoek indient als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 21, om aanvullende informatie vragen die nodig is ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.

Artikel 17

1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:

[…].