Uitspraak 201909021/1/A3


Volledige tekst

201909021/1/A3.
Datum uitspraak: 2 december 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Arnhem,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 november 2019 in zaak nr. 19/2629 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2019 heeft het college een aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.

Bij besluit van 25 april 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 november 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.    De voor deze zaak relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Aanvraag

2.    [appellante] heeft op 31 november 2018 een urgentieverklaring voor woonruimte aangevraagd. Zij stelt dat zij in een woonnoodsituatie verkeert. Per 1 september 2018 woont zij namelijk met haar echtgenoot en twee jonge kinderen bij haar oma in huis. Dit huis is te klein. De woonsituatie is onverantwoord voor haar kinderen. Bovendien hebben [appellante] en haar oma medische klachten.

Besluiten van 27 februari 2019 en 25 april 2019

3.    Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat geen sprake is van een woonnoodsituatie. In artikel 20 van het Reglement aanvragen noodurgentieverklaring woonruimteverdeling Arnhem 2016 (hierna: het Reglement) is omschreven wanneer er een woonnoodsituatie is. [appellante] voldoet niet aan de vereisten die in dit artikel zijn neergelegd. Weliswaar is de woonsituatie niet ideaal, maar de situatie is niet zo ernstig dat het onverantwoord is om deze langer dan vier maanden te laten voortbestaan. De woning heeft drie slaapkamers. Uit de overgelegde verwijsbrief van de huisarts en de verklaring van de diëtiste van [appellante], blijkt niet dat er een relatie bestaat tussen de medische klachten van [appellante] en de woonsituatie. Uit deze verklaringen blijkt ook niet dat [appellante] medische of psychosociale problemen heeft die aanleiding geven om op grond van artikel 17 van het Reglement een extern onderzoek te laten verrichten. Verder is de overgelegde verklaring over de gezondheidstoestand van de oma niet medisch onderbouwd. Ook heeft [appellante] niet onderbouwd waarom de woonsituatie onverantwoord is voor haar kinderen, aldus het college.

Oordeel rechtbank

4.    De rechtbank heeft overwogen dat het college terecht geen woonnoodsituatie aanwezig heeft geacht. Volgens de rechtbank heeft [appellante] op geen enkele manier onderbouwd waarom de woonsituatie bij haar oma onverantwoord is voor haar kinderen en hoe zij worden geremd in hun ontwikkeling. Het college heeft zich daarnaast op goede gronden op het standpunt gesteld dat aan de verklaringen van de huisarts en de diëtiste van [appellante], en aan de verklaring over de gezondheidstoestand van de oma, niet de door [appellante] gewenste waarde toekomt.

Hoger beroep

5.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht geen woonnoodsituatie aanwezig heeft geacht. Zij voert aan dat de woonsituatie een negatief effect heeft op de ontwikkeling van haar jonge kinderen. Dat zij steeds bij kennissen moet verblijven is een risicofactor voor de ontwikkeling van de kinderen. Er is sprake van een opeenstapeling van negatieve levensgebeurtenissen. De onstabiele situatie binnen het gezin zorgt ook voor onderlinge conflicten tussen [appellante] en haar partner. Deze situatie is onverantwoord voor de kinderen.

Verder wijst [appellante] op verklaringen van haar huisarts van 3 en 7 april 2020, en op een verklaring van haar diëtiste van 30 januari 2020. Hieruit blijkt dat zij wel degelijk medische klachten heeft die gerelateerd zijn aan de woonsituatie. Er is daarom wel een woonnoodsituatie. Zelfs als dit niet zo zou zijn, dan blijkt uit deze verklaringen in ieder geval van medische of psychosociale problemen, waarnaar het college een extern onderzoek had moeten laten verrichten. [appellante] voert verder aan dat haar woonsituatie na de uitspraak van de rechtbank nog verder is verslechterd. Haar oma is op [datum] 2020 overleden. Bij brief van 4 maart 2020 heeft de woningcorporatie afwijzend beslist op het verzoek van [appellante] om geregistreerd te worden als huurder van de woning van oma. [appellante] moet daarom de woning verlaten.

5.1.    Volgens artikel 20 van het Reglement is voor het afgeven van een noodurgentieverklaring onder meer nodig dat de noodsituatie zodanig ernstig is dat het onverantwoord is deze langer dan vier maanden te laten voortbestaan, geteld vanaf het moment van behandeling van de aanvraag om een noodurgentieverklaring. [appellante] heeft geen stukken van een deskundige overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat de woonsituatie onverantwoord is voor haar jonge kinderen. Zij heeft volstaan met de hiervoor weergegeven omschrijving van de impact van de woonsituatie op de kinderen. Dit is onvoldoende om aannemelijk gemaakt te achten dat het onverantwoord is om de woonsituatie langer dan vier maanden te laten voortbestaan.

6.    De verklaringen van de huisarts van 3 en 7 april 2020 en die van de diëtiste van 30 januari 2020 bieden geen grond om te oordelen dat de uitspraak van de rechtbank onjuist is. Die verklaringen gaan namelijk over ontwikkelingen na de uitspraak van de rechtbank. Om dezelfde reden kunnen de verdrietige omstandigheid dat de oma van [appellante] op 30 januari 2020 is overleden en de gevolgen hiervan voor de woonsituatie van [appellante], niet afdoen aan de juistheid van de uitspraak van de rechtbank. Het college heeft bij brief van 26 mei 2020 te kennen gegeven dat [appellante] inmiddels een nieuwe aanvraag heeft ingediend. Het heeft aangegeven de hier bedoelde verklaringen en gewijzigde omstandigheden te zullen betrekken bij de beoordeling van deze nieuwe aanvraag. Bij de beoordeling van dit hoger beroep kunnen die verklaringen echter geen rol spelen.

Het betoog faalt.

7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2020

753.

BIJLAGE

Reglement aanvragen noodurgentieverklaring woonruimteverdeling Arnhem 2016

Artikel 17

Wanneer de aanvraag hiertoe aanleiding geeft, kan de rapporteur een externe rapportage laten verrichten. Een externe rapportage wordt in ieder geval gevraagd wanneer de urgentieaanvraag in hoofdzaak gegrond is op de medische of psychosociale problematiek van de aanvrager en een beoordeling van deze aspecten noodzakelijk is om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. De externe rapportage maakt onderdeel uit van het rapport.

Artikel 20

Op grond van artikel 10b, derde lid van de Huisvestingsverordening gemeente Arnhem 2016 kunnen burgemeester en wethouders een noodurgentieverklaring verstrekken aan een woningzoekende die zich in een persoonlijke noodsituatie bevindt.

Er is sprake van een persoonlijke noodsituatie als:

-het probleem een directe relatie heeft met de woning of de woonomgeving. Een (andere) woning in de woningmarktregio moet een oplossing zijn voor de huidige noodsituatie,

-de huidige woning niet geschikt is (te maken) om het probleem, waarin het huishouden verkeert, te verhelpen, en

-de noodsituatie zodanig ernstig is dat het onverantwoord is deze langer

dan vier maanden te laten voortbestaan, geteld vanaf het moment van behandeling van de aanvraag om een noodurgentieverklaring.

[…]