Uitspraak 202000860/1/R1


Volledige tekst

202000860/1/R1.
Datum uitspraak: 18 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Wormerveer, gemeente Zaanstad,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Zaanstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordeinde, Wormerveer" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen, de raad en BPD Ontwikkeling B.V. (hierna: BPD) hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak geagendeerd voor een zitting op 18 september 2020. Partijen hebben voorafgaand aan de zitting medegedeeld dat zij niet zullen verschijnen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 100 woningen met een divers woningaanbod met grondgebonden woningen en appartementen, waaronder sociale huur, aan het Noordeinde te Wormerveer, gemeente Zaanstad.

[appellant] en [appellant A] wonen op het perceel [locatie 1] en [appellant B] woont op het perceel [locatie 2]. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij vrezen voor de aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", voor zover deze bestemming ziet op de gronden binnen het plangebied nabij hun percelen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Behandeling van het beroep

3.    [appellant] en anderen betogen dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, een weg mogelijk maakt, terwijl de raad in de beantwoording van de zienswijzen heeft aangegeven dat daar een fiets- en voetpad komt.

3.1.    Artikel 4, lid 4.1, van de planregels luidt:

"De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen;

b. voet- en fietspaden;

c. parkeervoorzieningen;

d. groenvoorzieningen;

e. speelvoorzieningen;

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. nutsvoorzieningen;

h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming."

3.2.    De Afdeling stelt vast dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", niet alleen voet- en fietspaden maar ook reguliere wegen mogelijk maakt.

De raad stelt zich op het standpunt dat dit voor het door [appellant] en anderen aangegeven deel van het plangebied niet is beoogd, nu deze strook - zoals is verwoord in de zienswijzennota - zal worden ingericht als gecombineerd fiets- en voetpad. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de planregeling kan worden gewijzigd door:

- op de verbeelding in de aangegeven strook de aanduiding (sv - 1) aan te brengen en deze aanduiding in de legenda te omschrijven als "specifieke vorm van verkeer - 1";

- door artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels te vernummeren tot artikel 4, lid 4.1, onder i, van de planregels en erin te voorzien dat artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels als volgt komt te luiden: "h. "specifieke vorm van verkeer - 1", de gronden zijn uitsluitend bestemd voor een gecombineerd fiets- en voetpad;".

Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, ander wegverkeer mogelijk maakt dan fietsers en voetgangers, in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

Zelf voorzien

4.    Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellant] en anderen en BPD hebben ingestemd met het voorstel van de raad om artikel 4, lid 4.1, van de planregels te wijzen en aan te vullen.

5.    Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

6.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zaanstad van 12 december 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordeinde, Wormerveer" voor zover voor zover de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, binnen de voornoemde gronden ander wegverkeer mogelijk maakt dan fietsers en voetgangers;

III.    bepaalt dat artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels van het door de raad van de gemeente Zaanstad op 12 december 2019 vastgestelde bestemmingsplan "Noordeinde, Wormerveer" wordt vernummerd tot artikel 4, lid 4.1, onder i, en artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels van dit bestemmingsplan als volgt komt te luiden: "h. "specifieke vorm van verkeer - 1", de gronden zijn uitsluitend bestemd voor een gecombineerd fiets- en voetpad;";

IV.    bepaalt dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1, op de verbeelding wordt voorzien van de aanduiding "(sv - 1)" en deze aanduiding in de legenda te omschrijven als "specifieke vorm van verkeer - 1";

V.    bepaalt dat deze uitspraak wat de onderdelen III en IV betreft in de plaats treedt van het besluit, voor zover dit is vernietigd;

VI.    draagt de raad van de gemeente Zaanstad op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

VII.    veroordeelt de raad van de gemeente Zaanstad tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Zaanstad aan [appellant] en anderen het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020

191-890.