Uitspraak 202000836/1/R4


Volledige tekst

202000836/1/R4.
Datum uitspraak: 18 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Velddriel, gemeente Maasdriel,

appellant,

en

de raad van de gemeente Maasdriel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Velddriel herziening 2016, [locatie]" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2020, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door D.H.M. de Rouw en ing. M.C. Suijkerbuijk, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan ziet op het perceel gelegen aan de Provincialeweg te Velddriel, tussen de nummers [locatie]. Het plan maakt op dit perceel uitsluitend de realisatie mogelijk van een twee-aaneen woning

[appellant] woont naast het betreffende perceel. Hij heeft beroep ingesteld, omdat hij het niet eens is dat met het plan een dergelijk bouwwerk, een zogeheten tweekapper, kan worden gerealiseerd.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Omvang van het geding

3.    In deze procedure ligt het bestemmingsplan voor, niet het bouwplan. Dit betekent dat alleen beroepsgronden die zich richten tegen het bij besluit van 12 december 2019 vastgestelde bestemmingsplan ter beoordeling voorliggen. Voor zover [appellant], deels onder verwijzing naar het advies van de welstandscommissie, stellingen heeft ingebracht die zien op het bouwplan en de mogelijk te verlenen omgevingsvergunning(en), vallen die buiten de omvang van het geding en zullen daarom niet worden besproken.

Passend in de omgeving

4.    [appellant] betoogt dat het perceel waar het plan op ziet niet geschikt is voor een tweekapper, omdat het toegestane bouwwerk te kolossaal is en niet past in het ruimtelijke karakter ter plaatse. Daarnaast is het bouwvlak in het plan, ten opzichte van het vorige bestaande bouwwerk, meer naar voren geschoven, maar past dit niet in de omgeving, aldus [appellant].

4.1.    Uit het plan blijkt dat het perceel is gelegen binnen een lintstructuur aan de rand van de kern Velddriel in een bebouwde omgeving aan een Provincialeweg. Ter zitting is toegelicht dat op het perceel voorheen een oude boerderij stond, die meer gesitueerd was aan de achterkant van het perceel. Deze boerderij is intussen gesloopt. In de lintstructuur is, door het thans onbebouwde perceel, een open plek.

4.2.    De Afdeling overweegt dat voorafgaand aan het nieuwe plan de "Beheersverordening Velddriel" van toepassing was op het perceel en dat uit deze beheersverordening volgt dat de regels uit het plan "Kern Velddriel" gelden. Onder het plan "Kern Velddriel" mocht op het perceel al een vrijstaande woning worden gerealiseerd. Voor zover [appellant] betoogt dat het bouwvlak ten opzichte van de voorheen bestaande boerderij te veel is verschoven naar de voorkant van het perceel, overweegt de Afdeling als volgt. Door het bouwvlak meer naar voren te plaatsen past de tweekapper, zoals door de raad is toegelicht en zoals blijkt uit het plan, in de open ruimte die zich in de lintstructuur bevindt. Gezien de ligging van het perceel en gelet op het feit dat het onder het vorige bestemmingsplan reeds mogelijk was een soortgelijk bouwwerk te realiseren, zij het een vrijstaande woning in plaats van een tweekapper, ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de met het plan te realiseren tweekapper passend is in de omgeving. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de bouwmogelijkheden voor het bouwen van woningen, binnen een bouwvlak van 15 m bij 10 m, in het plan zijn begrensd door een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 9 m.

Het betoog slaagt niet.

Planregels over het dak

5.    [appellant] betoogt dat met artikel 3.2.2, aanhef en onder c, van de planregels onvoldoende wordt gewaarborgd dat het dak van de tweekapper passend zal zijn in de omgeving.

5.1.    Artikel 3.2.2, aanhef en onder c, van de planregels luidt:

"Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

[…]

c. woningen mogen plat of met een kap worden afgedekt. In het laatste geval bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°;

[…]"

5.2.    Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid met deze planregel heeft kunnen volstaan. Door [appellant] is niet geconcretiseerd of nader onderbouwd waarom de planregel niet toereikend zou zijn. De enkele stelling dat met artikel 3.2.2, aanhef en onder c, van de planregels onvoldoende wordt gewaarborgd dat het dak passend zal zijn in de omgeving, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van deze planregel. Voor zover [appellant] stelt dat in het bouwplan, ten aanzien van de dakvorm en de dakhelling, wordt afgeweken van de planregel ligt dit, zoals reeds onder 3 is opgemerkt, niet ter beoordeling voor in deze procedure.

Het betoog slaagt niet.

Privacy

6.    Ten slotte betoogt [appellant] dat met de door het plan mogelijk te realiseren tweekapper zijn privacy wordt geschonden, nu hij naast het betreffende perceel woont en vreest voor inkijk vanuit de mogelijk op de tweekapper te realiseren dakkapellen.

6.1.    Niet is uitgesloten dat de privacy van [appellant] als gevolg van het plan in enige mate wordt aangetast. De raad heeft zich echter, naar het oordeel van de Afdeling, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting van de privacy geen sprake is. Hoewel de afstand van drie meter tussen de te realiseren tweekapper en het perceel van [appellant] relatief kort is, is van belang, zoals reeds is opgemerkt onder 4.1, dat het perceel waar het plan op ziet en de woning van [appellant] zijn gelegen binnen een lintstructuur in een bebouwde omgeving aan een Provincialeweg en dat met het plan een open ruimte in deze lintstructuur wordt opgevuld door middel van een tweekapper, waar onder het voorheen geldende plan reeds een vrijstaande woning mocht worden gerealiseerd.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.    Het beroep is ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020

418-971.