Uitspraak 202004427/2/R1


Volledige tekst

202004427/2/R1.
Datum uitspraak: 5 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Reimerswaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Klooster van Rilland" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoekers] hebben nadere stukken ingediend.

Rafaly B.V. heeft, als belanghebbende, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2020, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat te Zoetermeer, bijgestaan door [gemachtigde A] en de raad, vertegenwoordigd door drs. C.H. van den Dikkenberg en drs. ing. D.J. Steenbergen, zijn verschenen. Tevens is ter zitting Rafaly B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    In het klooster van Rilland aan de hoofdweg 60 in Rilland is op dit moment plaats voor de huisvesting van 200 arbeidsmigranten. Het plan maakt het mogelijk dit uit te breiden naar 300 plaatsen. [verzoekers] vinden dat dit aantal niet in verhouding staat tot het aantal inwoners van Rilland. Zij vrezen bovendien voor een aantasting van de cultuurhistorische waarden van het klooster en van de natuurwaarden in de omgeving. Zij stellen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen.

3.    Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 200 m van de woning van [verzoekers]. Tussen hun woning en het plangebied staan andere woningen. Vast staat ook dat het klooster niet zichtbaar is vanuit de woning van [verzoekers]. Gelet op de afstand van ongeveer 200 m en de tussenliggende bebouwing verwacht de voorzieningenrechter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [verzoekers] niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hun beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De omstandigheden dat [verzoekers] onder meer vanwege het markante gebouw in Rilland zijn komen wonen, zij vaak langs het klooster lopen en zich erg betrokken voelen bij de cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden van het klooster en de bijbehorende tuin, zijn onvoldoende om te kunnen spreken van een belang dat hen in voldoende mate onderscheidt van de andere inwoners van Rilland. Een louter gevoel van betrokkenheid bij een plan, hoe sterk dat gevoel ook is, is niet voldoende om belanghebbende te kunnen zijn. [verzoekers] hebben ook geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit een dergelijke belang blijkt.

4.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2020

603.