Uitspraak 201907555/1/R4


Volledige tekst

201907555/1/R4.
Datum uitspraak: 4 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Lierop,

en

het college van burgemeester en wethouders van Someren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college naar aanleiding van het verzoek daartoe van [appellant] en anderen geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik dat de vereniging Motor- en Autoclub Lierop (hierna: MAC Lierop) maakt van een terrein in de Herselse bossen te Lierop (hierna: het perceel) voor crossactiviteiten.

Bij besluit van 3 september 2019 heeft het college het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en is besloten over te gaan tot handhavend optreden tegen de activiteiten die niet worden beschermd door overgangsrecht.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben het college en MAC Lierop een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2020, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Kusters, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is MAC Lierop, vertegenwoordigd door [gemachtigden], ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] en anderen stellen dat zij ernstige overlast ondervinden van de door MAC Lierop georganiseerde motorcrossactiviteiten in de nabij hun woningen gelegen Herselse bossen te Lierop. Bij brief van 2 oktober 2013 hebben [appellant] en anderen het college verzocht om handhavend op te treden tegen de illegale motorcrossactiviteiten. Zij geven in deze brief te kennen dat na de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:3043, definitief geen aanduiding "motorcrossterrein" is toegekend aan het crossterrein in het bestemmingsplan "Buitengebied Someren" en dat de crossactiviteiten derhalve niet zijn toegestaan.

De Afdeling heeft reeds een aantal uitspraken gedaan in dit geschil. In haar uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2367, heeft de Afdeling overwogen dat het college terecht handhavend heeft opgetreden voor zover het betreft het organiseren van Grand Prix’s en het gebruik van de motorcrossbaan voor trainingsdoeleinden door niet-leden anders dan kort voor een wedstrijd, omdat MAC Lierop niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit gebruik wordt beschermd door het overgangsrecht. Wel is aannemelijk volgens deze uitspraak dat het door MAC Lierop gedane beroep op het overgangsrecht deels slaagt en dat het college ten onrechte handhavend heeft opgetreden tegen het gebruik van de crossbaan voor nationale wedstrijden en trainingsdoeleinden voor leden. Daarnaast is aannemelijk gemaakt dat niet-leden kort voor een wedstrijddag trainen op het parcours om baankennis te vergaren voor de wedstrijd waarbij gedacht kan worden aan twee tot drie weken voor een wedstrijdweekend op de toegestane trainingsdagen en - uren.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het college het besluit van 3 september 2019 genomen. In dat besluit heeft het college besloten handhavend op te treden tegen een deel van het gebruik dat MAC Lierop van het perceel maakt. Zo dient MAC Lierop het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel bestaande uit motorcrossactiviteiten ten behoeve van (het organiseren van) Grand Prix's te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per (geconstateerde) overtreding, een en ander tot een maximum van € 20.000,00. Daarnaast dienen de motorcrossactiviteiten voor trainingsdoeleinden (sec) door niet-leden, anders dan kort voor een nationale wedstrijd waaronder verstaan wordt een tijdvak van drie weken voor een wedstrijd(weekend) op de daarbij toegestane trainingsdagen en -uren te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per (geconstateerde) overtreding, een en ander tot een maximum van € 20.000,00-.

Na dit besluit van 3 september 2019 mogen drie tot vier keer per jaar nationale motorcrosswedstrijden worden georganiseerd, twee keer per week gedurende vier uren mag er worden getraind door leden van MAC Lierop en drie weken voorafgaand aan een nationale wedstrijd mogen niet-leden ook trainen. MAC Lierop is niet opgekomen tegen dit besluit. [appellant] en anderen wel omdat zij vrezen dat de overlast met de opgelegde last onder dwangsom niet zal verdwijnen.

Beroep

2.    [appellant] en anderen betogen dat de overgangsrechtelijke bescherming van het gebruik ten tijde van het besluit van 3 september 2019 is vervallen. [appellant] en anderen verwijzen in dit verband naar artikel 38.2, derde lid, van de planvoorschriften van het "Buitengebied Someren" uit 2011 waarin is bepaald dat, indien het gebruik dat wordt beschermd door het overgangsrecht na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Volgens [appellant] en anderen is het gebruik in dit geval meer dan een jaar onderbroken. De reden van het stilliggen van de activiteiten doet daarbij volgens [appellant] en anderen niet ter zake. Zij wijzen daarbij op een uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2628).

Ten tweede voeren [appellant] en anderen aan dat vanaf 18 juli 2018 tot en met 18 juli 2019 slechts één eendaags motorcrossevenement plaats heeft gevonden, namelijk op 10 maart 2019. Daarnaast hebben tijdens die periode geen trainingsactiviteiten plaatsgevonden. Dat betekent dat de overgangsrechtelijke bescherming volgens [appellant] en anderen alleen de organisatie van één eendaagse wedstrijd omvat.

Verder betogen [appellant] en anderen dat het gebruik van het perceel tijdens de nationale wedstrijden is geïntensiveerd. Zo wijzen zij in dit kader bijvoorbeeld op de op- en afbouwwerkzaamheden die geruime tijd in beslag nemen.

2.1.    Artikel 38.2 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Someren" luidt:

"1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan."

2.2.    Het college geeft in de schriftelijke uiteenzetting te kennen dat het MAC Lierop niet kan worden verweten dat zij tot de uitspraak van de Afdeling op 18 juli 2018 de activiteiten op het perceel op straffe van een dwangsom heeft gestaakt. Na afloop van de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018 zijn de activiteiten op het perceel volgens het college weer hervat wat betreft het organiseren van nationale wedstrijden. Zo zijn volgens het college op 10 maart, 8 september, 6 en 20 oktober 2019 wedstrijden georganiseerd en verreden. Daarnaast heeft het college in afwachting van een mogelijke vergunningverlening aan MAC Lierop gevraagd een pas op de plaats te maken met de trainingsactiviteiten. Dit verzoek heeft MAC Lierop om een oplossing voor het geschil te vinden ingewilligd.

2.3.    Naar het oordeel van de Afdeling is het college er onder de hiervoor onder 2.2 genoemde omstandigheden terecht van uitgegaan dat artikel 38.2, derde lid, van de planvoorschriften niet met zich brengt dat het gebruik dat MAC Lierop maakt van het perceel niet meer zou worden beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan. MAC Lierop was immers gedwongen vanwege een opgelegde last onder dwangsom haar activiteiten tijdelijk te staken dan wel heeft die activiteiten op verzoek van het college tijdelijk gestaakt. De intentie van MAC Lierop om het perceel te blijven gebruiken als crossterrein is altijd duidelijk geweest. Bovendien heeft MAC Lierop in 2019 nationale wedstrijden georganiseerd. Vergelijk in dit kader ook de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1081. Dat het gebruik van het perceel voor trainingsdoeleinden niet gelijktijdig is hervat met de wedstrijden en in afwachting van overleg tussen partijen over de legalisering pas na de mededeling dat het gebruik van het perceel zal worden gedoogd, weer is gestart, betekent niet dat dit gebruik niet meer wordt beschermd als gevolg van deze onderbreking. Ook deze staking houdt immers verband met de opgelegde last onder dwangsom en de gevraagde pas op de plaats van het college aan MAC Lierop.

[appellant] en anderen hebben geen begin van bewijs geleverd voor  de door hen aangevoerde stelling dat het gebruik van het perceel voor nationale wedstrijden afgelopen jaren zodanig is geïntensiveerd dat dit gebruik niet meer wordt beschermd door het in het bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht. Dat de opbouwwerkzaamheden enige tijd voorafgaand aan de nationale wedstrijd aanvangen, komt, zoals MAC Lierop ter zitting van de Afdeling nader heeft toegelicht, doordat vrijwilligers deze werkzaamheden verrichten buiten hun normale werkzaamheden om.

Het betoog faalt.

Activiteit milieu

3.    [appellant] en anderen betogen daarnaast dat een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ontbreekt en dat het college in het besluit van 3 september 2019 ten onrechte geen beslissing om handhavend op te treden heeft genomen voor zover het deze activiteit betreft.

3.1.    Zoals nader toegelicht ter zitting van de Afdeling door [appellant] en anderen hangt dit betoog samen met hetgeen is aangevoerd in de procedure over het door hen ingediende verzoek om handhaving tegen de crossactiviteiten op het perceel zonder omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. De Afdeling ziet gelet op hetgeen in haar uitspraak van heden in zaaknummer 202000367/1/R4, ECLI:NL:RVS:2020:2576, is overwogen geen reden voor een vernietiging van het besluit van 3 september 2019.

Het betoog faalt.

Wet natuurbescherming

4.    Het betoog van [appellant] en anderen dat het op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming verboden is zonder vergunning handelingen te verrichten die de kwaliteit van de natuurlijke habitat of de habitat van soorten in het Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is ter zitting ingetrokken.

Slot en conclusie

5.    Het beroep is ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2020

700.