Uitspraak 202002810/1/R3


Volledige tekst

202002810/1/R3.
Datum uitspraak: 4 november 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Zegveld, gemeente Nieuwkoop,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,

verweerder.

Procesverloop

[appellant] en anderen hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op een verzoek tot herstel van fouten in het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" met betrekking tot de gronden achter het perceel [locatie] in Zegveld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2020, waar [appellant] en anderen, van wie [appellant] in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.W. Hijman, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.    In het besluit van 3 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" vastgesteld. De raad heeft met de vaststelling van het plan onder meer een regeling opgenomen voor de gronden achter het perceel [locatie] in Zegveld. [appellant] en anderen wonen allen aan de Meije in Zegveld. [appellant] en anderen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.

3.    In de brief van 2 december 2018 hebben [appellant] en anderen de raad verzocht om fouten in het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" te herstellen en het bestemmingsplan aan te passen overeenkomstig het raadsbesluit van 3 november 2016 tot vaststelling van het plan.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop heeft hierop in de brief van 16 januari 2019 gereageerd met de mededeling dat de uitspraak van de Afdeling over het bestemmingsplan wordt afgewacht voordat op het verzoek zal worden beslist. In de uitspraak van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:898) heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant] en anderen ongegrond verklaard.

4.    Met de brief van 27 maart 2019 heeft het college bij [appellant] en anderen geïnformeerd of de uitspraak van de Afdeling aanleiding vormt om het verzoek om herstel van fouten van 2 december 2018 in trekken of te handhaven. Het college wijst erop dat het verzoek wordt aangemerkt als een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro). Voor de behandeling hiervan zijn op grond van artikel 2.9.1 van de Legesverordening van de gemeente Nieuwkoop leges ten bedrage van € 11.340,00 (prijspeil 2018) verschuldigd. Het college geeft aan [appellant] en anderen mee op voorhand geen aanleiding te zien om medewerking te verlenen aan het verzoek, gelet op de uitspraak van de Afdeling.

Uit de brief van 30 maart 2019 van [appellant] en anderen leidt de Afdeling af dat zij het verzoek van 2 december 2018 willen handhaven. [appellant] en anderen stellen echter geen verzoek te hebben ingediend voor het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan, maar een verzoek tot het herstel van fouten in het reeds vastgestelde bestemmingsplan.

5.    [appellant] en anderen hebben bij brief van 14 april 2020 de raad meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te besluiten op het verzoek tot aanpassing van het bestemmingsplan van 2 december 2018 en zij hebben de raad verzocht alsnog een besluit te nemen. [appellant] en anderen herhalen in deze brief dat het verzoek ziet op het herstel van fouten in het plan.

6.    Op grond van hoofdstuk 3 van de Wet ruimtelijke ordening is de raad bevoegd om ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende een bestemmingsplan vast te stellen. In de Wet ruimtelijke ordening of in een ander wettelijk voorschrift valt geen bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad in een geval als hier aan de orde op verzoek fouten in een bestemmingsplan kan herstellen, anders dan door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan. Het verzoek van [appellant] en anderen in de brief van 2 december 2018 moet dan ook worden gekwalificeerd als een verzoek om een bestemmingsplan vast te stellen. Dat de raad [appellant] en anderen heeft gewezen op het feit dat voor de behandeling leges zijn verschuldigd, en op voorhand geen reden ziet medewerking te verlenen, maakt dit niet anders. [appellant] en anderen hebben gepersisteerd in hun verzoek, en vanwege het uitblijven van een besluit beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de raad.

7.    De raad heeft niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog op de aanvraag beslist. De raad heeft evenmin daarna op het verzoek van [appellant] en anderen tot het vaststellen van een bestemmingsplan besloten. Het beroep is gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan moet worden vernietigd.

8.    De raad dient alsnog een besluit te nemen over de vaststelling van een bestemmingsplan en dit besluit bekend te maken. De Afdeling zal daartoe een termijn van 26 weken na verzending van deze uitspraak stellen op grond van artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

De Afdeling bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven als hierna vermeld.

9.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit over vaststelling van een bestemmingsplan met betrekking tot de gronden achter het perceel [locatie] in Zegveld;

III.    draagt de raad van de gemeente Nieuwkoop op om een besluit over vaststelling van een bestemmingsplan met betrekking tot de gronden achter het perceel [locatie] in Zegveld te nemen en dit besluit binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV.    bepaalt dat de raad van de gemeente Nieuwkoop aan [appellant] en anderen een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn voor bekendmaking van het besluit overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);

V.    veroordeelt de raad van de gemeente Nieuwkoop tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.    gelast dat de raad van de gemeente Nieuwkoop aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2020

288-964

BIJLAGE

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 3.1

1.    De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.

[…]

Artikel 3.8

[…]

3.    De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geschiedt binnen twee weken na de vaststelling. Burgemeester en wethouders plaatsen de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan tevens in de Staatscourant en voorts geschiedt deze langs elektronische weg. Gelijktijdig verzenden zij de kennisgeving, bedoeld in de vorige volzin, langs elektronische weg aan de diensten en bestuursorganen bedoeld in het eerste lid, onder b, en stellen zij het besluit met de hierbij behorende stukken langs elektronische weg beschikbaar. In afwijking van artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan de artikelen 3:40, 3:42, 3:43, 3:44 en 3:45 en afdeling 3.7 van die wet van toepassing.

4.    In afwijking van het derde lid wordt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekendgemaakt, indien door gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, anders dan op grond van zienswijzen van gedeputeerde staten, Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat. In zodanig geval zenden burgemeester en wethouders na de vaststelling onverwijld langs elektronische weg het raadsbesluit aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat.