Uitspraak 202002299/2/A3


Volledige tekst

202002299/2/A3.
Datum beslissing: 28 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

1.    [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en de Stichting Nederland Wordt Beter, wonend respectievelijk gevestigd te Amsterdam,

(hierna: [appellant sub 1] en anderen),

2.    de burgemeester van Noardeast-Fryslân,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2020 in zaak nr. 19/408 in het geding tussen:

[appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [partij] en de Stichting Nederland Wordt Beter

en

de burgemeester

Procesverloop

[appellant sub 1] en anderen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2020 in zaak nr. 19/408. De burgemeester heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft (de vertrouwelijke versie van) een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft het de volgende stukken:

1. Agenda gezagsdriehoekvergadering d.d. 18 oktober 2017;

2. Besluitenlijst gezagsdriehoek d.d. 18 oktober 2017;

3. Agenda gezagsdriehoekvergadering d.d. 8 november 2017;

4. Besluitenlijst gezagsdriehoek d.d. 8 november 2017;

5. Besluitenlijst gezagsdriehoek d.d. 18 november 2017

6. Verslag gezagsdriehoekvergadering d.d. 16 november 2017.

Overwegingen

Inleiding

1.      De Stichting Nederland Wordt Beter heeft aangekondigd te gaan demonstreren bij de Landelijke Intocht Sinterklaas op 18 november 2017.

Bij besluit van 17 november 2017 heeft de burgemeester regels gesteld in verband met de sinterklaasoptocht. Dit besluit is door de burgemeester aangeduid als noodbevel als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet.

De bezwaren van [appellant sub 1] en anderen daartegen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens de burgemeester geen belanghebbenden zijn. De rechtbank heeft ambtshalve geoordeeld dat het besluit van 17 november 2017 geen noodbevel is, maar een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet. Omdat het om een algemeen verbindend voorschrift gaat, is het maken van bezwaar niet mogelijk. De rechtgevolgen van het besluit op bezwaar zijn door de rechtbank in stand gelaten. [appellant sub 1] en anderen hebben hoger beroep ingesteld en de burgemeester heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Beide partijen bestrijden dat het om een noodverordening gaat. [appellant sub 1] en anderen stellen voorts dat zij belanghebbenden zijn bij het noodbevel van 17 november 2017. Zij beogen te bereiken dat de burgemeester de bezwaren alsnog inhoudelijk beoordeelt.

Verzoek om beperkte kennisneming

2.    De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van (de vertrouwelijke versie van) de stukken kennis zal nemen.

3.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het (hoger) beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.    De burgemeester heeft aangevoerd dat de stukken zijn opgesteld voor intern beraad en dat daarin persoonlijke beleidsopvattingen staan. De persoonlijke beleidsopvattingen zijn weggelakt en document 6 is in het geheel vertrouwelijk omdat er na het weglakken van de daarin vermelde persoonlijke beleidsopvattingen een onsamenhangend verslag overblijft. Het is volgens de burgemeester voor het goed functioneren van de driehoek van wezenlijk belang is dat daar een vrije uitwisseling van gedachten en meningen kan plaatsvinden.

4.1.    De Afdeling heeft vastgesteld dat de stukken zijn opgesteld voor intern beraad binnen de driehoek en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. De burgemeester heeft terecht aangevoerd dat er in zoverre gewichtige redenen aanwezig zijn voor beperking van de kennisneming van de in de stukken 1 tot en met 5 vermelde persoonlijk beleidsopvattingen. De burgemeester heeft verder terecht aangevoerd dat van document 6 na het weglakken van de daarin vermelde persoonlijk beleidsopvattingen een onsamenhangend verslag overblijft, waardoor van verstrekking van dat verslag kan worden afgezien.

5.    Verder heeft de burgemeester aangevoerd dat stukken informatie bevatten die inzicht kunnen geven in de (tactische) afwegingen omtrent het politieoptreden in dergelijke situaties, de daarbij gehanteerde scenario's en strategieën. Voor zover de stukken dergelijke informatie bevatten, is dit weggelakt, aldus de burgemeester. Een deel van die informatie zou voorts van betekenis kunnen zijn in eventueel strafrechtelijk optreden tegen de in de stukken genoemde personen of organisaties. Voor een effectief optreden in situaties als de onderhavige is het volgens de burgemeester noodzakelijk dat partijen als [appellant sub 1] en anderen - die dergelijke demonstraties bijwonen - niet kunnen anticiperen op de te verwachten strategie van de burgemeester en de politie bij ordeverstoringen.

5.1.    De Afdeling heeft vastgesteld dat het gaat om verslagen en weergaven van het overleg dat in de driehoek is gevoerd ter voorbereiding van de sinterklaasintocht in Dokkum. De Afdeling acht aannemelijk dat kennisname van de hier bedoelde passages in de stukken door [appellant sub 1] en anderen kan leiden tot aantasting van het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten dan wel het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen. Naar het oordeel van de Afdeling wegen voormelde belangen zwaarder dan het belang dat [appellant sub 1] en anderen kennis kunnen nemen van de stukken.

6.    De burgemeester heeft zich voorts ten aanzien van in de stukken vermelde (voor)namen, telefoonnummers en emailadressen van betrokken ambtelijke medewerkers beroepen op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en daarmee het belang van de veiligheid van ambtenaren die werkzaam zijn in de context van de openbare orde en veiligheid. Dat belang weegt volgens de burgemeester in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] en anderen om te weten welke ambtenaren bij een overleg aanwezig waren. Ook ten aanzien van in de stukken vermelde (voor)namen, emailadressen en telefoonnummers van personen en organisaties die in de stukken in verband worden gebracht met gegevens die bekend zijn uit de politieregisters doet de burgemeester een beroep op het belang van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen of het belang van de betrokken organisaties.

6.1.    De Afdeling acht aannemelijk dat kennisneming van de in de stukken vermelde (voor)namen, emailadressen en telefoonnummers van derden personen en bij de organisaties betrokken personen zal leiden tot aantasting van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant sub 1] en anderen om kennis te kunnen nemen van die gegevens. Dat geldt niet voor zover in de stukken de namen van de burgemeester, de officier van justitie en de politiefunctionaris als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, worden genoemd. [appellant sub 1] en anderen worden door de beperkte kennisneming van de gegevens met betrekking tot de ambtelijk medewerkers van deze ambtsdragers niet zodanig in hun belangen geschaad, dat hun belang zwaarder dient te wegen.

7.    De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd, behoudens voor zover het gaat om de namen en functieaanduidingen van de hiervoor genoemde ambtsdragers. In zoverre acht de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.

8.    Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om de namen van de hiervoor genoemde ambtsdragers te verstrekken, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.     wijst het verzoek af voor zover het de namen en functieaanduidingen van de in rechtsoverweging 6.1 genoemde ambtsdragers betreft;

II.     verzoekt de burgemeester uiterlijk op 30 oktober 2020 door toezending van een nieuwe versie van de stukken of door middel van een opgave per stuk aan de Afdeling en de andere partij de namen en de functieaanduidingen van de betreffende ambtsdragers mede te delen;

III.     wijst het verzoek voor het overige toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020