Uitspraak 201904932/1/R2


Volledige tekst

201904932/1/R2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Einighausen, gemeente Sittard-Geleen, waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], beiden wonend te Einighausen, gemeente Sittard-Geleen,

en

de raad van de gemeente Sittard-Geleen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Versterken 150kV-net" gewijzigd vastgesteld.

[appellante] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is naar de Afdeling doorgezonden teneinde het als beroep in behandeling te nemen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2020. [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [maat A] en [maat B], en de raad, vertegenwoordigd door R.M.H. Driessen, hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. TenneT, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in de aanleg van een ondergrondse 150kV-hoogspanningsverbinding tussen het hoogspanningsstation Graetheide, ten noorden van het Chemelot-terrein en ten oosten van de rijksweg A2, en het hoogspanningsstation Lutterade, in de woonkern van Lindenheuvel. Binnen het plangebied wordt de belemmeringenzone ter bescherming van de nieuwe, ondergrondse verbinding opgenomen.

[appellante] heeft een melkveehouderijbedrijf dat is gevestigd aan de [locatie] in Einighausen. Het voorgenomen tracé gaat door een aantal percelen van [appellante]. Zij vreest voor schade voor haar bedrijf als gevolg van de aanleg van dit tracé.

Toetsingskader bestemmingsplan

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Gronden van het beroep

Alternatieven

3.    [appellante] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk is om het tracé niet over haar percelen te laten lopen. Volgens [appellante] zijn in een tracéstudie drie mogelijke varianten onderzocht, waarvan één variant niet over haar percelen loopt. Bij de keuze van het uiteindelijke tracé zijn alleen de belangen van andere partijen betrokken geweest. Indien ook haar belangen bij de keuze zouden zijn betrokken, dan was de uitkomst wellicht anders uitgevallen, aldus [appellante].

3.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

3.2.    In bijlage 1 van het rapport "Vormvrije m.e.r.-beoordeling, ondergrondse hoogspanningsverbinding, gemeente Sittard-Geleen" van Movares adviseurs & ingenieurs zijn de bevindingen uit de tracéstudie weergegeven. Aan de hand van een aantal algemene uitgangspunten waaraan het tracé dient te voldoen zijn de mogelijkheden van een traject tussen het hoogspanningsstation Graetheide en het hoogspanningsstation Lutterade in beeld gebracht, waarbij drie tracévarianten naar voren zijn gekomen. In de tracéstudie zijn de voor- en nadelen van deze drie tracévarianten onderzocht aan de hand van een aantal technische, juridisch/planologische en sociaal/politieke thema’s. In de tracéstudie wordt geconcludeerd dat variant 1 op meerdere criteria en in het geheel positiever scoort dan de andere twee tracévarianten. Deze variant, die voor een belangrijk gedeelte het bestaande tracé volgt en geen gevoelige bestemmingen raakt, is het uiteindelijk gekozen tracé.

3.3.    De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat aan de tracéstudie zodanige gebreken kleven of dat dit zodanige leemten in kennis bevat, dat de raad deze studie niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het plan. Ten aanzien van elke variant is rekening gehouden met aspecten van sociaal/politieke aard, waaronder de aanwezigheid van kadastrale percelen, belanghebbenden en bestuurlijk draagvlak. Bij deze afweging is ook rekening gehouden met de belangen van [appellante]. Voor zover [appellante] ter zitting heeft betoogd dat er onvoldoende is gekeken naar andere alternatieven, in het bijzonder een variant die meer ten westen van de gekozen variant 1 is gelegen, overweegt de Afdeling dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat die variant voldoet aan de algemene uitgangspunten waaraan het tracé dient te voldoen. De raad en TenneT hebben ter zitting in dit verband toegelicht dat ten westen van variant 1 reeds leidingen zijn gelegen en dat het niet wenselijk is om in de nabijheid daarvan een hoogspanningsverbinding aan te leggen. In reactie op het betoog van [appellante] dat de raad voor een ander alternatief had moeten kiezen, omdat niet duidelijk is wat de effecten zullen zijn van de hoogspanningsverbinding op haar koeien, heeft de raad gewezen op het rapport van DNV-GL Energy KEMA Nederland B.V., "EM-velden van hoogspanningslijnen - onderzoek naar effecten op koeien, paarden, schapen en varkens" van 26 oktober 2015. Uit dit rapport volgt dat er op basis van de stand van de wetenschappelijke ontwikkelingen geen reden is om aan te nemen dat magneetvelden van hoogspanningslijnen schadelijke effecten op dieren hebben. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad om die reden niet in redelijkheid voor variant 1 heeft kunnen kiezen. [appellante] heeft verder betoogd dat de gekozen variant onvoldoende rekening houdt met de archeologische waarden van het gebied, omdat uit een archeologisch bureauonderzoek van Econsultancy volgt dat nader onderzoek nodig is en dat onderzoek niet heeft plaatsgevonden. De Afdeling overweegt hierover dat de archeologische waarden in het bestemmingsplan voldoende worden beschermd door de dubbelbestemming "Archeologie" en door de verplichting om archeologische onderzoek te doen alvorens grondwerkzaamheden mogen plaatsvinden.

Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor het tracé in het plan heeft kunnen kiezen.

Het betoog faalt.

Open ontgravingen

4.    [appellante] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de kabels ter plaatse van haar percelen door middel van open ontgravingen moeten worden aangelegd, omdat ondergrondse boringen daar vanwege een te ondiepe lösslaag en het risico op een blow-out niet mogelijk zijn. Volgens [appellante] is de lösslaag op haar percelen voldoende diep en kunnen ondergrondse boringen zonder risico op een blow-out worden uitgevoerd. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar een onderzoek van Geonius Geotechniek B.V. Daarnaast betoogt [appellante] dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat er bij open ontgravingen over een breedte van 20 m een magneetveld optreedt van 0,4 microtesla, hetgeen een nog onbekend effect op de koeien op haar perceel of op de bedrijfsvoering van haar melkveebedrijf kan hebben.

4.1.    De Afdeling overweegt dat de wijze van aanleg van de voorziene hoogspanningsverbinding niet in het plan is geregeld, maar valt onder de uitvoering daarvan. De Afdeling merkt op dat volgens vaste jurisprudentie in een bestemmingsplanprocedure uitvoeringsaspecten niet aan de orde kunnen komen. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] hierover naar voren heeft gebracht geen bijzondere omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven om in dit geval tot een andere conclusie te komen.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het beroep is ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020

531-842.