Uitspraak 202004339/2/A3


Volledige tekst

202004339/2/A3.
Datum uitspraak: 15 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) op het hoger beroep van:

de burgemeester van Nissewaard,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 22 juli 2020 in zaken nrs. 20/1036 en 20/478 in het geding tussen:

[wederpartij A] en [wederpartij B] wonend te [woonplaats],

en

verzoeker.

Openbare zitting gehouden op 15 oktober 2020 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter

griffier: mr. E.R. Fernandez

Verschenen:

[wederpartij A] en [wederpartij B], vertegenwoordigd door mr. M.P.Ph.M. Weerts, advocaat te Dordrecht en [gemachtigde];

De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. van Rossem, de heer J. Bijloo en mevrouw L. van Houwelingen-Volkeri, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

====================================

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 22 juli 2020 van de voorzieningenrechter van de rechtbank. De burgemeester heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst, zodat de burgemeester in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit hoeft te nemen op het door [wederpartij A] en [wederpartij B] gemaakte bezwaar.

Beslissing

De voorzieningenrechter

I.    wijst het verzoek af;

II.    veroordeelt de burgemeester van Nissewaard tot vergoeding van bij [wederpartij A] en [wederpartij B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Gronden

•    De uitspraak van de rechtbank dwingt de burgemeester niet tot verlening van de vergunning die [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben aangevraagd, maar tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar dat voldoende is gemotiveerd.

•    Niet is gebleken dat het nemen van een nieuw besluit voor de burgemeester onevenredig belastend is;

•    Dit betekent dat de burgemeester een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, dat dan volgens de regels van de Awb in het hoger beroep kan worden meebeoordeeld als [wederpartij A] en [wederpartij B] het er niet mee eens zijn.

•    Onder deze omstandigheden is er voor schorsing van de uitspraak van de rechtbank slechts aanleiding, als deze kennelijk zo gebrekkig is, dat op voorhand zou moeten worden aangenomen dat deze de burgemeester ten onrechte opdraagt een nieuw besluit te nemen. Dit is niet het geval.

w.g. Borman    w.g. Fernandez

voorzieningenrechter    griffier

753.