Uitspraak 202002150/1/R4


Volledige tekst

202002150/1/R4.
Datum uitspraak: 14 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Putten,

2.    [appellant sub 2], wonend te Putten,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Putten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom West, herziening Wallenbergstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2020, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door J. Doornbos, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan voorziet in twee appartementengebouwen aan de Wallenbergstraat in Putten. Het plangebied is gedeeltelijk in gebruik als speelveld. De appartementengebouwen zijn bedoeld voor maximaal 26 sociale huurwoningen. Woningstichting Putten is de initiatiefnemer van de woningbouw.

[appellant sub 2] en [appellant sub 1] zijn omwonenden en zij kunnen zich niet verenigen met de voorziene appartementengebouwen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling van de beroepen

Onzorgvuldige besluitvorming

3.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het bestemmingsplan niet met de juiste zorgvuldigheid is vastgesteld. Zij wijzen in dat kader op het voortraject. Tijdens een inspraakavond over het project zou door de betrokken wethouder zijn gezegd dat bezwaar maken tegen het project geen zin zou hebben, omdat het project toch door zal gaan. Dat heeft er volgens hen toe geleid dat minder mensen tegen het plan zijn opgekomen.

3.1.    Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerde over wat door de wethouder tijdens de inspraakavond zou zijn gezegd, kan dan ook geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en kan dus niet leiden tot het oordeel dat het bestemmingsplan niet met de juiste zorgvuldigheid is vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

De gevolgen voor het speelveld

4.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat de twee appartementengebouwen waarin het bestemmingsplan voorziet, ten koste gaan van het speelveld. Dat maakt volgens hen dat het bestemmingsplan in strijd met het gemeentelijk beleid, te weten de in 2015 vastgestelde "Leidraad Speelruimteplan’14" (hierna: het speelruimteplan), is vastgesteld. Verder wijzen zij erop dat het plan ten onrechte voorziet in een kleiner speelveld. Een kleiner speelveld is minder bruikbaar, mede omdat in de nabijheid ervan parkeerplaatsen worden gerealiseerd. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen dat dit spanningen zal opleveren tussen de autobezitters en de gebruikers van het speelveld.

4.1.    Vast staat dat het bestemmingsplan voorziet in een speelveld. Daarom is van het in strijd met het speelruimteplan verdwijnen van een speelveld geen sprake. Weliswaar zal, na realisatie van de appartementengebouwen, het speelveld kleiner zijn dan het huidige speelveld, maar uit het speelruimteplan volgt ook het advies om het speelveld opnieuw in te richten. Na realisering van de appartementengebouwen blijft er een speelveld over van ongeveer 850 m². Zoals hiervoor is overwogen wordt het speelveld kleiner, maar de raad heeft dat bij de afweging van de betrokken belangen aanvaardbaar mogen vinden. Hierbij heeft de raad kunnen betrekken dat er behoefte bestaat aan woningbouw, wat door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet is bestreden. Het bestemmingsplan voorziet in deze behoefte. De raad heeft ook bij zijn besluit kunnen betrekken dat er op het perceel planologisch al mogelijkheden bestonden om een andere invulling aan het plangebied te geven.

Ter zitting is door de raad verder toegezegd dat de omwonenden worden betrokken bij de besluitvorming over de inrichting van het speelveld. De door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemde praktische bezwaren over de combinatie van parkeerplaatsen en het speelveld kunnen dan aan de orde worden gesteld. De Afdeling ziet in het in dat verband door hen aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

Openbaar groen

5.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen als het gaat om het behoud van het openbaar groen. Met het realiseren van de appartementengebouwen zal er openbaar groen verdwijnen, wat volgens hen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

5.1.    De raad heeft toegelicht dat het uitgangspunt is dat de bestaande bomen in het gebied zoveel mogelijk behouden zullen blijven. Om de ontwikkeling mogelijk te maken zullen er ook enkele houtopstanden moeten wijken, aldus de raad. Een waardevolle boom langs de Jan Nijenhuisstraat zal behouden blijven. De raad heeft verder toegelicht dat het voornemen is om de te verwijderen bomen te compenseren met de verhouding 2:1, overeenkomstig het uitgangspunt dat in het Coalitieakkoord "Bouwen aan Putten" is benoemd en dat het toevoegen van nieuwe beplanting zoveel mogelijk in of direct nabij het plangebied zal plaatsvinden. Uiteindelijk is het de bedoeling dat zowel langs het speelveld als de nieuwe appartementengebouwen sprake zal zijn van openbaar groen, hiervoor is in het bestemmingsplan een groenbestemming opgenomen, aldus de raad. De invulling van deze groengebieden wordt uitgewerkt in een groenplan. Gestreefd wordt naar een herinrichting van het openbaar gebied, waardoor een goede en prettige woonomgeving ontstaat dan wel behouden blijft, aldus de raad.

5.2.    De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de door raad gegeven toelichting, die niet is bestreden, geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden, als het gaat om het behoud van openbaar groen in het plangebied.

Het betoog slaagt niet.

Sociale woningbouw

6.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat de verhouding tussen de koop- en sociale huurwoningen in dit deel van de wijk Husselerveld uit balans raakt met de realisatie van deze twee appartementengebouwen. Zij stellen zich op het standpunt dat dergelijke woningen beter over de gemeente moeten worden verdeeld.

6.1.    De raad heeft onder meer ter zitting toegelicht dat bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties zo veel mogelijk wordt uitgegaan van het streefwoningbouwprogramma uit de woonvisie. Deze verdeling is volgens de raad niet op elke locatie in de gemeente te realiseren, met name als het gaat om de goedkopere woningen. De raad heeft toegelicht dat voor de jaren 2020 en 2021 er aan plancapaciteit 115 nieuwe sociale woningen ingepland staan. Dit is inclusief het aantal van 26 woningen van de locatie aan de Wallenbergstraat. Om in de benodigde behoefte tot 2025 te voorzien is het daarom van groot belang dat de ontwikkeling aan de Wallenbergstraat doorgang kan vinden, aldus de raad.

6.2.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben de door de raad gegeven toelichting niet bestreden en hebben ter zitting erkend dat er een behoefte bestaat aan sociale huurwoningen. De Afdeling is van oordeel dat gelet op de door de raad gegeven toelichting er geen grond bestaat voor het oordeel dat het bestemmingsplan wat betreft het aspect sociale woningbouw in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

Aantasting woon- en leefklimaat

7.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat de twee appartementengebouwen hun woon- en leefklimaat zullen aantasten. Zij wijzen daarbij op een aantasting van hun uitzicht vanwege de hoogte van de appartementengebouwen. [appellant sub 2] wijst op schaduwhinder.

7.1.    De Afdeling is van oordeel dat het plan niet leidt tot een dusdanige aantasting van het uitzicht van omwonenden dat de raad het bestemmingsplan niet in redelijkheid op deze wijze had kunnen vaststellen. Wat betreft de door [appellant sub 2] gestelde schaduwhinder is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de te verwachten schaduwhinder niet zodanig is dat [appellant sub 2] onevenredig in zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast. Hierbij heeft de raad kunnen betrekken dat er ook zonder het appartementengebouw schaduwwerking is op het betreffende gedeelte van het perceel van [appellant sub 2], vanwege daar al aanwezige bomen.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieve situering appartementengebouw

8.    [appellant sub 2] voert aan dat een voorstel van zijn kant voor een alternatieve ligging van het dichtst bij zijn woning voorziene appartementengebouw ten onrechte door de raad is afgewezen.

8.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

De raad heeft toegelicht dat een draai van het appartementengebouw in de door [appellant sub 2] gewenste richting tot een stedenbouwkundig onwenselijke situatie leidt. Verder zou dit ertoe leiden dat er een minder groot aantal appartementen gerealiseerd zou kunnen worden dan op grond van het plan het geval is. Ook van belang is dat een groot deel van de nieuwe appartementen bij een keuze voor het door [appellant sub 2] voorgestane alternatief hinder zal ondervinden van bedrijvigheid aan de overzijde van de Jan Nijenhuisstraat.

Geconcludeerd wordt dat de raad het door [appellant sub 2] voorgestelde alternatief heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan en geoordeeld wordt dat de raad in redelijkheid dat alternatief heeft kunnen afwijzen. Dit betoog slaagt niet.

Waardedaling

9.    [appellant sub 2] betoogt ten slotte dat de raad bij het afwegen van de verschillende belangen niet voldoende aandacht heeft gehad voor de invloed van het plan op de waarde van zijn woning.

9.1.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 2] betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en slot

10.    De beroepen zijn ongegrond.

11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2020

776.