Uitspraak 201908073/4/R3


Volledige tekst

201908073/4/R3.
Datum uitspraak: 28 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.    [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te Tubbergen,

2.    [verzoeker sub 2], wonend te Tubbergen,

en

de raad van de gemeente Tubbergen,

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 30 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening getroffen dat het besluit van de raad van 23 september 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Tubbergen, De Esch” wordt geschorst.

Bij besluit van 20 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan “Tubbergen, De Esch” gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, gevoegd met het verzoek, dat onder nr. 201908073/5/R3 in behandeling was, ter zitting behandeld op 8 september 2020, waar [verzoeker sub 1] en anderen, in de persoon van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. Rutjes en ing. B.E. Stroot, en bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts is De Esch B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Na de zitting zijn de gevoegd behandelde zaken gesplitst.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Bij zijn uitspraak van 30 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter het besluit van de raad van 23 september 2019 geschorst.

3.    Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan “Tubbergen, De Esch” bij besluit van 20 april 2020 gewijzigd vastgesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze wijziging alleen betrekking heeft op paragraaf 3.1.1 van de plantoelichting waarin is gemotiveerd dat kan worden voldaan aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. In zoverre leidt het besluit van 20 april 2020 niet tot wijzigingen in de verbeelding, de bestemmingen of de planregels van het bestemmingsplan, zodat sprake is van een besluit van gelijke strekking. Omdat het besluit van 20 april 2020 dezelfde strekking heeft als het besluit van 23 september 2019, strekt de door de voorzieningenrechter met betrekking tot het besluit van 23 september 2019 uitgesproken schorsing zich ook uit over het besluit van 20 april 2020.

4.    Gelet hierop hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal daarom de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2020

270-901.