Uitspraak 202002358/3/R1 en 202002359/3/R1


Volledige tekst

202002358/3/R1 en 202002359/3/R1.

Datum uitspraak: 16 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen:

[appellant], wonend te Amsterdam,

en

1.    de raad van de gemeente Amsterdam,

2.    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

verweerders.

Openbare zitting gehouden op 16 september 2020 om 10.00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. D.A.C. Slump    voorzitter

Staatsraad mr. J. Hoekstra    lid

Staatsraad mr. A. ten Veen    rapporteur

griffier: mr. P.A. Melse

Verschenen:

[appellant], in persoon;

De raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, beide, vertegenwoordigd door mr. ing. M.R. Hettinga en drs. A.N. Ruyter.

====================================

De beroepen richten zich tegen:

1)    het besluit van de raad van 13 februari 2020, waarbij het bestemmingsplan "Elzenhagen Zuid" is vastgesteld, en

2)    het besluit van het college van 14  januari 2020 om ten behoeve van het bestemmingsplan "Elzenhagen Zuid" hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder vast te stellen.

De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen van [appellant] afgesplitst van de zaken nrs. 202002358/1/R1 en 202002359/1/R1. Dit geldt zowel voor de beroepen die [appellant] zelf heeft ingediend als voor zover namens [appellant] door [belanghebbende] en anderen, beroepen zijn ingesteld.

De Afdeling

verklaart de beroepen van [appellant] niet-ontvankelijk.

Gronden:

In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen degene die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid.

[appellant] woont op ongeveer 600 m ten oosten van het plangebied. Hij heeft mede vanwege bebouwing tussen zijn woning en het plangebied geen zicht op het plangebied. De delen van het plangebied die het dichtst bij zijn woning zijn gelegen, hebben een verkeersbestemming die grotendeels een voortzetting is van de planologische mogelijkheden in het tot dusverre geldende bestemmingsplan "Noordzuidlijn". Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt, is naar het oordeel van de Afdeling de afstand van 600 m van de woning van [appellant] tot het plangebied te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit van 13 februari 2020 betrokken belang van [appellant] te kunnen aannemen.

De hogere waarden ten behoeve van woningbouw in het plangebied hebben betrekking op het wegverkeerslawaai van de Elzenhagensingel, IJdoornlaan, Nieuwe Leeuwarderweg en Metrolijn 52. Gezien de afstand van de woning van [appellant] tot de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld, ondervindt [appellant] geen zodanige gevolgen van het vaststellen van de hogere waarden om een rechtstreeks bij het bestreden besluit van 14 januari 2020 betrokken belang aan te nemen.

w.g. Slump    voorzitter   
w.g. Melse    griffier

191.