Uitspraak 201906560/1/A3


Volledige tekst

201906560/1/A3.
Datum uitspraak: 30 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Venlo,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 juli 2019 in zaken

nrs. 18/1407 en 18/1408 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Venlo.

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2017 heeft de burgemeester een terrasvergunning verleend aan Bonaparte Venlo B.V. voor de horeca-inrichting aan de Parade 39 in Venlo.

Bij besluit van 11 mei 2018 heeft de burgemeester het door Bonaparte Venlo daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de aan de vergunning verbonden voorschriften over het gebruik van parasols gewijzigd.

Bij besluit van 2 november 2017 heeft de burgemeester een terrasvergunning verleend aan [bedrijf] voor de horeca-inrichting aan de [locatie] in Venlo.

Bij besluit van 11 mei 2018 heeft de burgemeester van Venlo het door [bedrijf] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de aan de vergunning verbonden voorschriften over het gebruik van parasols gewijzigd.

Bij uitspraak van 25 juli 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen de besluiten van 11 mei 2018 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester en Bonaparte Venlo hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] en Bonaparte Venlo hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels en J. van Egmond, zijn verschenen. Verder zijn daar gehoord Bonaparte Venlo, vertegenwoordigd door mr. R.J.J.M.M. Metsemakers, advocaat te Venlo, en [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1.    De voorschriften die bij de besluiten van 2 november 2017 aan de terrasvergunningen voor Bonaparte Venlo en [bedrijf] waren verbonden zijn:

(8) De vergunning geldt uitsluitend voor 1 parasol in het midden van het terras.

(9) Bij plaatsing van de parasol dient de vrije doorgang op het plein naar het pand van de beddenspecialist vrij te blijven.

(10) De parasol mag maar een maximale diameter hebben van 4 meter; de hoogte van de parasol van voetstuk tot volant moet 2 meter zijn en van volant tot top 0,5 meter.

(11) De parasol moet ingeklapt zijn op dagen dat de zon niet schijnt.

(12) de parasol moet ingeklapt zijn als het terras niet in gebruik of het bedrijf gesloten is.

1.1.    Naar aanleiding van de door Bonaparte Venlo en [bedrijf] ingediende bezwaren zijn de voorschriften als volgt gewijzigd:

Voor Bonaparte Venlo:

(8) De vergunning geldt voor maximaal 2 parasols parallel aan de weg.

(10) De parasols mogen maximaal 5 meter breed en diep zijn en minimaal een hoogte te hebben vanaf het voetstuk tot de volant/rand van 2 meter.

De voorschriften 9 en 12 blijven bestaan. Voorschrift 11 is vervallen.

Voor [bedrijf]:

(8) De vergunning geldt voor maximaal 2 parasols haaks op de weg, achter elkaar en aan de rechterzijde van het terras (kijkend vanaf de Parade).

(10) De parasols mogen maximaal 5 meter breed en diep zijn en minimaal een hoogte te hebben vanaf het voetstuk tot de volant/rand van 2 meter.

De voorschriften 9 en 12 blijven bestaan. Voorschrift 11 is vervallen.

1.2.    In geschil zijn deze gewijzigd vastgestelde voorschriften: de uitbreiding van 1 naar 2 parasols per horeca-inrichting, de wijziging van de breedte, diepte en hoogte van de parasols en het vervallen van het voorschrift dat de parasol moet zijn ingekapt op dagen dat de zon niet schijnt.

1.3.    [appellante] is een beddenspecialist. Op de open ruimte voor haar winkel is een zogenoemd eilandterras gelegen, waar Bonaparte Venlo en [bedrijf] hun terrassen hebben. Het terras van [bedrijf] bevindt zich voor de winkel, het terras van Bonaparte Venlo schuin daarnaast. [appellante] vreest omzetderving door de verminderde zichtbaarheid van haar winkel voor het winkelend publiek als gevolg van de gewijzigde voorschriften.

Aangevallen uitspraak

2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het zicht op de etalages van de winkel van [appellante] door de gewijzigde voorschriften niet onevenredig wordt belemmerd.

Wettelijk kader

3.    Artikel 2:10, eerste en tweede lid, van de APV Venlo luidt:

"1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak."

Hoger beroep

4.    [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Zij acht het evenredigheidsbeginsel geschonden en stelt schade te hebben geleden vanwege omzetverlies.

4.1.    Dit betoog faalt. De burgemeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de uitbreiding van 1 naar 2 parasols per horeca-inrichting, de wijziging van de breedte, diepte en hoogte van de parasols en het vervallen van het voorschrift dat de parasol moet zijn ingeklapt op dagen dat de zon niet schijnt niet zodanige overlast voor [appellante] oplevert dat de burgemeester daarin aanleiding had moeten zien de voorschriften niet gewijzigd vast te stellen. Hierbij heeft de burgemeester enerzijds in aanmerking mogen nemen dat de parasols van Leo’s proeflokaal niet de gehele oppervlakte van het terras beslaan en haaks op de weg dienen te worden geplaatst, dat de tafels op anderhalve meter van de gevel worden geplaatst, dat de looproute naar de ingang van de winkel wordt vrijgehouden en dat het winkelend publiek onder de parasols kan doorkijken. Anderzijds heeft de burgemeester daarbij mogen betrekken de belangen van [bedrijf] en Bonaparte Venlo om te beschikken over een terras met voldoende gebruiksmogelijkheden in dit stedelijk gebied met gemengde functies. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester in voldoende mate rekening heeft gehouden met de belangen van [appellante]. Daarbij wordt ook betrokken dat [appellante] reclame mag voeren ter hoogte van de weg. Weliswaar leiden de gewijzigde voorschriften ten opzichte van de voorschriften zoals ze aanvankelijk waren opgesteld tot enige extra belemmering van het zicht op de etalages van de winkel, maar die is niet onevenredig. [appellante] heeft gesteld dat zij financiële schade lijdt als gevolg van de gewijzigde voorschriften maar heeft die stelling in hoger beroep, net als in beroep, niet onderbouwd.

Conclusie

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Er bestaat dus geen aanleiding de besluiten van 11 mei 2018 te vernietigen. Gelet hierop behoeft het betoog van Bonaparte Venlo dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht aan de vernietiging van het besluiten van 11 mei 2018 in de weg staat geen bespreking.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2020

280.