Uitspraak 201908721/1/R2


Volledige tekst

201908721/1/R2.
Datum uitspraak: 16 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Heythuysen, gemeente Leudal,

en

de raad van de gemeente Leudal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Aan de Watermolen 1 en Speckerweg ong." vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.A.M. van de Wouw, rechtsbijstandverlener te Noorbeek, en de raad, vertegenwoordigd door P.C.W. van Doorn, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [initiatiefnemer] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van de locaties Aan de Watermolen 1 en Speckerweg ongenummerd. Voor zover van belang voorziet het plan in een woning en een recreatiebedrijf ten behoeve van verblijfsrecreatie met bedrijfswoning.

[appellante] verzet zich tegen het plan, omdat zij vreest voor een beperking van de door haar geëxploiteerde helikopterhaven en andere bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Veiligheid en geluid

3.    [appellante] betoogt onder meer dat niet wordt voldaan aan de richtafstanden die zijn vastgelegd in de door de raad gehanteerde brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) waar het betreft de aspecten geluid en externe veiligheid. Volgens [appellante] is de geldende richtafstand voor geluid 500 m vanaf haar helikopterhaven. Ten onrechte is de raad er van uitgegaan dat deze richtafstand met een stap mag worden verlaagd, aangezien het niet gaat om een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure. Een en ander klemt te meer waar als gevolg van verwezenlijking van het plan het aantal personen dat overlast ondervindt zal toenemen. Ook mag wat betreft het aspect veiligheid de richtafstand niet worden verkleind, ook al zou sprake zijn van een gemengd gebied.

[appellante] betoogt verder dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met bedrijfsactiviteiten die worden verricht op haar percelen en die geen betrekking hebben op de helikopterhaven. Hierdoor kan niet met zekerheid worden gezegd dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het gebied gekenmerkt kan worden als een gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure aangezien er sprake is van verschillende functies, zodat 300 m de aan te houden richtafstand is. Ook aan deze afstand kan niet worden voldaan. De bepalende factor daarbij is geluid. In dit geval kan van de richtafstand worden afgeweken, omdat uit het in het kader van de vaststelling van de luchthavenregeling voor de helikopterhaven van [appellante] uitgevoerde "Akoestisch onderzoek Helihaven [appellante]", door Advanced Decision Systems Airinfra BV op 4 oktober 2016 (hierna: het akoestisch onderzoek) volgt dat geen sprake is van onaanvaardbare geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidcontour van 56 dB(A)Lden binnen het luchthavengebied valt. Nu het plangebied niet valt binnen de geluidscontour, acht de raad de afstand van 100 m tussen de helikopterhaven en het plangebied aanvaardbaar.

De raad stelt zich op het standpunt dat in dit geval, waar het gaat om recreatiewoningen, geen aanvullend akoestisch onderzoek naar andere bedrijvigheid van [appellante] nodig is, omdat recreatiewoningen geen geluidsgevoelige objecten zijn in de zin van de Wet geluidhinder.

3.2.    De aanbevolen richtafstand voor een helikopterhaven als waarvan hier sprake is, bedraagt volgens de VNG-brochure 500 m voor geluid en 50 m voor gevaar. Ten aanzien van gevaar wordt aan de richtafstand voldaan. Anders dan [appellante] heeft gesteld, is daarom in zoverre van een verlaging van de richtafstand geen sprake. Verder heeft de raad de omgeving, gezien de aanwezige bedrijven, terecht aangemerkt als gemengd gebied, zodat de richtafstand volgens de normen van de VNG-brochure met één stap tot 30  m verlaagd mocht worden.

Zoals in de VNG-brochure is aangegeven kan de raad gemotiveerd afwijken van de gehanteerde richtafstanden. In dit geval bedraagt de feitelijke afstand ongeveer 100 m. De raad heeft het afwijken van de richtafstand gemotiveerd aan de hand van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de procedure tot vaststelling van een luchthavenregeling voor de helikopterhaven van [appellante], waarbij uit het onderzoek blijkt dat het plangebied buiten de geluidscontour van de helikopterhaven valt. Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat het voldoen aan de geluidscontournorm uit de Wet luchtvaart, op zichzelf, aantoont dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, volgt de Afdeling dit standpunt niet. Uit het enkele feit dat de geluidbelasting ten gevolge van de helikoperhaven ter plaatse van de recreatiewoningen minder is dan 56 dB(A)Lden, volgt niet zonder meer dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Uit de plantoelichting noch uit de nadere toelichting ter zitting blijkt dat de raad akoestisch onderzoek heeft verricht naar de hoogte van de geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai anders dan die ten gevolge van de helikopterhaven. Voor zover de raad zich in dit kader op het standpunt stelt dat geen nader onderzoek hoefde te worden verricht naar ander industrielawaai, volgt de Afdeling dit standpunt niet. De raad heeft, zo volgt uit de plantoelichting en het verweerschrift, het aspect geluid beoordeeld volgens de aanbevelingen van de VNG-brochure. Uit deze brochure volgt dat ook verblijfsrecreatie als een milieugevoelige functie wordt aangemerkt. Ook blijkt niet uit de plantoelichting dat de raad onderzoek heeft verricht naar de cumulatie van geluidbronnen dan wel gemotiveerd heeft dat geen sprake is van cumulatie van geluidbronnen. Daarom heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet toereikend gemotiveerd waarom in dit geval de afstand tussen de bij het plan voorziene verblijfsrecreatie en de omliggende bedrijven voldoende is om geluidhinder bij die verblijfsrecreatie tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Het betoog slaagt.

Conclusie

4.    In wat [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeft de Afdeling niet meer in te gaan op het overige door [appellante] gestelde.

5.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

6.    De raad van de gemeente Leudal dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leudal van 24 september 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aan de Watermolen 1 en Speckerweg ong.";

III.    draagt de raad van de gemeente Leudal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Leudal tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.107,01 (zegge: elfhonderdzeven euro en een cent), waarvan € 1.050 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Leudal aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2020

45-932.