Uitspraak 201906807/1/R1 en 201907329/1/R1


Volledige tekst

201906807/1/R1 en 201907329/1/R1.
Datum uitspraak: 2 september 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellante sub 1D], allen wonend te Volendam, gemeente Edam-Volendam (hierna: [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C]),

2.    [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Volendam, gemeente Edam-Volendam,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,

verweerder.

Procesverloop

Zaak nr. 201906807/1/R1

Bij besluit van 24 juli 2019 heeft het college locaties aangewezen voor het plaatsen van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: orac’s). Hierbij is onder meer de Wethouder Koningslaan tegenover huisnummers 3-5 aangewezen als locatie voor het plaatsen van een orac.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] hebben nadere stukken ingediend.

Zaak nr. 201907329/1/R1

Bij besluit van 24 juli 2019 heeft het college locaties aangewezen voor het plaatsen van orac’s. Hierbij is onder meer de Meester Mührenlaan naast [locatie] aangewezen als locatie voor het plaatsen van twee orac’s.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] hebben nadere stukken ingediend.

Zitting

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 4 augustus 2020, waar [appellant sub 1C], [appellante sub 1D] en [appellant sub 2A], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door H. de Vries en J.P. Lakerveld, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij het bestreden besluit heeft het college locaties aangewezen waar orac’s worden geplaatst. Onder meer een locatie aan de Wethouder Koningslaan tegenover huisnummers 3-5 en een locatie aan de Meester Mührenlaan naast [locatie], zijn aangewezen voor het plaatsen van respectievelijk één en twee orac’s. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] wonen in de directe nabijheid van de locatie aan de Wethouder Koningslaan en kunnen zich niet verenigen met aanwijzing van die locatie. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] wonen in de directe nabijheid van de locatie aan de Meester Mührenlaan en kunnen zich niet verenigen met aanwijzing van die locatie. Volgens hen zijn de desbetreffende locaties ongeschikt als locatie voor een orac en zijn er alternatieve locaties die wel geschikt zijn.

Beoordelingskader

2.    Bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van een orac komt het college beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling, aan de hand van de beroepsgronden, beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het college de aangewezen locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een orac. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

3.    Bij het bepalen van locaties voor orac’s hanteert het college een aantal criteria, neergelegd in het stuk "Beleidskader aanwijzen locaties ondergrondse containers". De criteria houden in:

- de locatie is voor de inzamelaar voldoende bereikbaar en toegankelijk,

- achteruitrijden met het ledigingsvoertuig wordt in verband met de veiligheid zoveel mogelijk vermeden,

- de locatie is voor bewoners voldoende bereikbaar en toegankelijk,

- de locatie is voor bewoners veilig te bereiken,

- parkeermogelijkheden en groen worden zoveel mogelijk behouden,

- een container wordt niet recht voor een raam van een woning geplaatst,

- om de locatie te bepalen, wordt de ondergrond onderzocht op de aanwezigheid van obstakels, zoals kabels en leidingen,

- bovengronds wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met bomen, lichtmasten, looproutes en dergelijke,

- er worden minimaal 40 en maximaal 150 huishoudens per container bediend, waarbij uitzonderingen zijn voorbehouden,

- er wordt gestreefd naar een maximale afstand van circa 150 meter vanaf de erfgrens,

- indien - rekening houdend met de bovenstaande punten - geen geschikte locatie kan worden gevonden, wordt gestreefd naar een maximale afstand tot circa 250 meter vanaf de erfgrens.

Locatie Wethouder Koningslaan tegenover huisnummers 3-5

4.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] betogen dat de aangewezen locatie aan de Wethouder Koningslaan niet voldoet aan het criterium dat achteruitrijden met het inzamelvoertuig in verband met de veiligheid zoveel mogelijk wordt vermeden. Verder voldoet de aangewezen locatie niet aan het criterium dat parkeermogelijkheden en groen zoveel mogelijk worden behouden, omdat er groen en parkeerplaatsen verloren gaan, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C]. Tot slot stellen zij dat een orac op de aangewezen locatie inkijk in twee woningen tot gevolg heeft.

4.1.    Het college heeft uiteengezet dat de aangewezen locatie aan de Wethouder Koningslaan geschikt is als locatie voor de plaatsing van een orac. Het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] geeft geen reden om hieraan te twijfelen. Weliswaar zal het inzamelvoertuig bij het legen van de orac over een korte afstand achteruit moeten rijden, maar daardoor hoeft het inzamelvoertuig niet door de woonwijk te rijden. Het college heeft toegelicht dat bij proefrijden is gebleken dat het met het inzamelvoertuig door de wijk rijden niet gemakkelijk is wegens krapte van de straten en bochten en obstakels. Gelet op de door het college gegeven toelichting en in aanmerking genomen dat de aangewezen locatie het voordeel heeft dat deze in de nabijheid van uitvalsweg Leendert Spaanderlaan is gelegen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten wegens het over een korte afstand achteruit moeten rijden van het inzamelvoertuig.

Verder heeft het college toegelicht dat er geen parkeerplaatsen verloren gaan, omdat de orac niet in een parkeervak is voorzien maar in het openbaar groen. Het groen dat verloren gaat bestaat uit enkele struiken en is van beperkte omvang. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college de locatie wat betreft het parkeer- en groencriterium niet geschikt heeft mogen achten. Dat het college als uitgangspunt hanteert dat zoveel mogelijk groen wordt behouden, betekent niet dat er ten behoeve van de plaatsing van een orac nooit enig groen opgeofferd mag worden.

Wat betreft de door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] gevreesde inkijk heeft het college toegelicht dat het als criterium hanteert dat een orac niet recht voor een raam van een woning wordt geplaatst en dat dit per geval wordt beoordeeld. In de reactie op de door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] ingediende zienswijze is vermeld dat het college hierbij een minimale afstand van 3 meter hanteert. De Afdeling stelt vast dat aan dit criterium wordt voldaan.

Het betoog faalt.

Locatie Meester Mührenlaan naast [locatie]

5.    [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] betogen dat de aangewezen locatie aan de Meester Mührenlaan niet voldoet aan het criterium dat achteruitrijden met het inzamelvoertuig in verband met de veiligheid zoveel mogelijk wordt vermeden. Weliswaar kan de locatie door het inzamelvoertuig worden bereikt, maar na het legen zal het inzamelvoertuig achteruit moeten rijden om zijn weg te vervolgen. Daarnaast moeten gebruikers van de orac’s een onveilige kruising oversteken om de orac’s te bereiken en moeten zij hierbij over de rijbaan lopen, tenzij er een voetpad wordt aangelegd achter de nabijgelegen parkeerplaatsen. Ook zal er een groenstrook worden opgeofferd en vrezen zij nadelige gevolgen voor een nabijgelegen boom. Daarbij komt dat deze boom volgens [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] een obstakel kan vormen bij het legen van de orac’s. Ten slotte vrezen zij voor inkijk in de tuin van de woning [locatie].

5.1.    Het college heeft uiteengezet dat de aangewezen locatie aan de Meester Mührenlaan voldoet aan de criteria en daarom geschikt is als locatie voor de plaatsing van twee orac’s. Het betoog van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] geeft geen reden om hieraan te twijfelen. Het inzamelvoertuig zal na het legen van de orac’s slechts enkele meters achteruit rijden en het college heeft toegelicht dat het legen hooguit 1 à 2 keer per week plaatsvindt. Het is daarom niet aannemelijk dat het achteruitrijden van het inzamelvoertuig leidt tot verkeersonveilige situaties. Ook overigens ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat wegens de aanwezigheid van de orac’s verkeersonveilige situaties ontstaan. Voetgangers moeten nu ook al over de rijbaan lopen om bij de parkeerplaatsen te kunnen komen. Niet is gebleken dat dit tot gevaarlijke situaties leidt en het is niet aannemelijk dat dit bij het lopen naar de orac’s anders zal zijn. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat het hier een rustige straat in een woonwijk betreft en dat de verkeersintensiteit in verband met het gebruik van de orac’s niet hoog zal zijn omdat de meeste gebruikers van de orac’s binnen een afstand van 150 meter wonen. Door deze beperkte afstand mag worden verwacht dat de meeste gebruikers te voet naar en van de orac's zullen gaan. Daarnaast is het openbaar groen dat wordt opgeofferd beperkt in omvang en is het niet aannemelijk dat de aanwezigheid van de orac’s of het legen daarvan leidt tot schade aan de nabijgelegen boom, dit mede gezien de afstand tot de boom. Ook is niet gebleken dat de boom een obstakel vormt bij het legen van de orac’s. Tot slot stelt de Afdeling vast dat de locatie voldoet aan het criterium dat orac’s niet recht voor het raam van een woning worden geplaatst.

Het betoog faalt.

Alternatieve locaties

6.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] en [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] betogen dat het college had moeten kiezen voor de door hen in de zienswijzen over het ontwerpbesluit voorgestelde alternatieve locatie, op het grasveld tegenover Wethouder Koningslaan nummers 59 en 83. Deze locatie kan volgens hen op brede steun rekenen van de buurtbewoners, waaronder de direct omwonenden. De door het college gegeven motivering, namelijk dat de door hen aangedragen locatie minder geschikt is wegens het legen tijdens spitsuren en in winterse omstandigheden, kunnen zij niet volgen. Bovendien kan de streefafstand van maximaal 150 meter tussen orac en de erfgrens van de op de orac aangesloten woningen worden opgerekt tot 250 meter, zodat overschrijding van de streefafstand geen reden kan zijn om de alternatieve locatie minder geschikt te achten. Als de streefafstand nog verder wordt opgerekt is er volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] ook een mogelijkheid om een extra orac te plaatsen naast de containers die zijn voorzien aan de Leendert Spaanderlaan bij huisnummer 2. Het college heeft volgens hen ten onrechte aangegeven dat het inzamelvoertuig bij het legen van de orac op het fietspad zou moeten staan, omdat dit ook geldt voor de andere containers op deze locatie.

6.1.    Gelet op hetgeen onder 4.1 en 5.1 is overwogen, heeft het college de aangewezen locaties aan de Wethouder Koningslaan en Meester Mührenlaan geschikt mogen achten voor het plaatsen van een orac respectievelijk twee orac’s. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] en [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen voorgestelde alternatieve locaties zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locaties, dat het college niet in redelijkheid voor die locaties heeft kunnen kiezen.

Met betrekking tot de alternatieve locatie op het grasveld tegenover Wethouder Koningslaan nummers 59 en 83 heeft het college toegelicht dat ongeveer 31 huishoudens verder dan 250 meter en 39 huishoudens verder dan 150 meter van deze alternatieve locatie zijn gelegen, zodat de locatie niet aan het criterium van een streefafstand van 150 meter dan wel het ruimere criterium van 250 meter afstand voldoet. Dat in een ander verzorgingsgebied orac’s niet binnen de streefafstand zijn gesitueerd, zoals [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C] en [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] stellen, maakt niet dat het college in dit geval gehouden is tot het verruimen van de streefafstand. Evenmin is de door hen gestelde brede steun voor deze alternatieve locatie - wat daar ook van zij - doorslaggevend bij het antwoord op de vraag of de locatie geschikt is.

De alternatieve locatie aan de Leendert Spaanderlaan ligt buiten het verzorgingsgebied en buiten de streefafstand van 150 meter. Reeds daarom heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat deze locatie ongeschikt is voor het plaatsen van orac’s.

Het betoog faalt.

Conclusie

7.    De beroepen zijn ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Van Ettekoven    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2020

195-855.