Uitspraak 202004287/2/R1


Volledige tekst

202004287/2/R1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Landview B.V., gevestigd te Zwaag, gemeente Hoorn,

verzoekster,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2020 heeft de staatssecretaris Landview onder oplegging van een dwangsom van € 7.500,00 per overtreding, met een maximum van € 37.500,00, gelast om met onmiddellijke ingang herhaling van de overtreding van artikel 16 en artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit (hierna het Bbk) te voorkomen.

Landview heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 17 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1086, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling dat verzoek toegewezen en bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 11 februari 2020 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.

Bij besluit van 8 juli 2020 heeft de staatssecretaris het door Landview tegen het besluit van 11 februari 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft Landview beroep ingesteld.

Landview heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 augustus 2020, waar Landview, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. L. Brouwers, rechtsbijstandsverlener te Leusden, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer en ing. T.M. Busstra, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Op het perceel [locatie] te Hoorn heeft Aannemersbedrijf West-Friesland B.V. in opdracht van Frimala graaf- en bouwwerkzaamheden laten uitvoeren. Het aanwezige gebouw zou met 50 m2 uitgebreid worden. Ter plaatse is sprake van een bodemverontreiniging. Landview heeft Frimala milieukundig begeleid en meldingen namens Frimala ingediend.

3.    Op 22 oktober 2018 heeft Landview een melding op basis van het Besluit uniforme saneringen (hierna: BUS) ingediend, waarin is aangegeven dat een duurzame aaneengesloten afdeklaag van 50 m2 ter plaatse van de uitbreiding van het pand zal worden aangebracht om verdere bodemverontreiniging te voorkomen op de delen waar door het graafwerk in de sterk verontreinigde grond zal worden geroerd. Op 14 januari 2019 is de melding gewijzigd. De wijziging houdt in dat niet in de verontreiniging zal worden geroerd. Volgens de wijziging is de schone bovengrond voldoende als isolatielaag. In de wijziging is verder vermeld dat alleen nog de fundering en het beton worden aangebracht. Vervolgens heeft Landview op 18 januari 2019 een melding einde sanering en een daarmee samenhangend evaluatieverslag ingediend, waarin staat vermeld dat de aaneengesloten duurzame afdeklaag is aangebracht.

Bij een controle op 23 januari 2019 heeft de afdeling Toezicht & Handhaving van de Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord thans Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (hierna: RUD) geconstateerd dat de afdeklaag, anders dan in het evaluatieverslag van Landview staat vermeld, niet is aangebracht. Op 14 februari 2019 heeft de RUD melding gemaakt bij het toezichtloket van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) van een mogelijke overtreding van het Bbk.

Volgens de staatssecretaris heeft Landview artikel 16 en 18 Bbk overtreden door een melding van voltooiing te doen en daarbij een evaluatieverslag in te dienen zonder dat de sanering heeft plaatsgevonden. De saneringsmaatregel te weten aanbrengen van een duurzame aaneengesloten afdeklaag had nog niet plaatsgevonden. Daarmee heeft Landview de beroepsregels die voor haar gelden volgens de staatssecretaris niet nageleefd.

4.    Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat de last wordt geschorst tot zes weken nadat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan.

Landview heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat er geen sprake is van een overtreding. Volgens haar heeft zij de situatie juist weergegeven in het eindverslag namelijk dat er een afdeklaag zou worden aangebracht. Verder voert zij aan dat de afdeklaag niet meer nodig was ten behoeve van de sanering. Voor zover er sprake is van een overtreding stelt zij dat er bijzondere omstandigheden zijn om van handhaving af te zien.

5.    Een beoordeling van de door Landview voorgedragen beroepsgronden zal plaatsvinden bij de behandeling van het geschil in de bodemprocedure. De vragen of er sprake is van een overtreding en of er mag worden gehandhaafd vergen nader onderzoek.

Ten aanzien van de vraag of in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, overweegt de voorziengingenrechter als volgt.

5.1.    De staatssecretaris heeft de last opgelegd ter voorkoming van herhaling van de overtreding. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat het doel van de last is om ervoor te zorgen dat Landview haar werkprocessen verandert om nieuwe overtredingen van artikel 16 en 18 Bbk te voorkomen. Daarbij heeft de staatssecretaris benadrukt dat van belang is dat het evaluatieverslag juist is, omdat derden zonder controle van de daarin weergegeven informatie, van de juistheid daarvan uitgaan. Ter zitting heeft Landview verklaard dat zij weliswaar van mening is dat er geen sprake is van een overtreding, maar dat zij wel haar werkproces heeft aangepast om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet. Hoewel zij vindt dat ze geen overtreding heeft begaan, is ze zich ervan bewust dat zij bij nader inzien in administratief opzicht anders had moeten handelen. Landview stelt dat zij sinds begin 2019 ongeveer 32 BUS meldingen heeft gedaan zonder dat er weer een melding bij het toezichtloket is gedaan van een mogelijke overtreding.

Hoewel de voorzieningenrechter oog heeft voor het milieubelang dat de staatssecretaris met het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom beoogt te dienen, ziet de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitvoering van de last zodanig spoedeisend is, dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Landview te kennen heeft gegeven haar werkproces te hebben aangepast. De voorzieningenrechter neemt tevens in aanmerking dat de staatssecretaris geen nieuwe overtredingen heeft geconstateerd en geen nieuwe meldingen van mogelijke overtredingen bij hem zijn binnengekomen. De voorzieningenrechter stelt vast dat sinds de melding van de RUD aan de ILT op 14 februari 2019 van een mogelijke overtreding van het Bbk nagenoeg een jaar is verstreken alvorens de staatssecretaris het besluit tot handhaving heeft genomen. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat de staatssecretaris bij het opnieuw constateren van een overtreding tijdens de schorsing van de last de mogelijkheid heeft om een verzoek tot opheffing van de schorsing in te dienen.

Het voorgaande betekent dat totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan, Landview geen dwangsommen verbeurt indien zij niet aan de last voldoet. Dit betekent echter niet dat zij zich niet aan artikel 16 en 18 Bbk hoeft te houden.

6.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

7.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 8 juli 2020, kenmerk B-5-20-0092.001, en het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 11 februari 2020, kenmerk 311153/LOD;

II.    veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat tot vergoeding van bij Landview B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.    gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Landview B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Koning, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2020

712.