Uitspraak 202001811/2/R2


Volledige tekst

202001811/2/R2.
Datum uitspraak: 14 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Brabantse Milieufederatie (hierna: BMF), gevestigd te Tilburg, en anderen,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Eindhoven,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "I Luchthaven Eindhoven e.o. (parkeergarage P5)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer BMF en anderen beroep ingesteld.

BMF en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

BMF en anderen en Eindhoven Airport N.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 juli 2020, waar BMF en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. Verbunt, zijn verschenen.

Voorts is Eindhoven Airport, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Uden, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

Aard procedure

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Met het plan wordt beoogd de bouw van een parkeergarage met maximaal 4.200 parkeerplaatsen mogelijk te maken op de locatie van de huidige maaiveldparkeerplaats P5. Het plangebied ligt aan de noordzijde van de luchthaven Eindhoven, nabij de Spottersweg.

Spoedeisend belang

3.    BMF en anderen richten zich tegen het plan. Zij hebben verzocht een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

Ter zitting is gebleken dat Eindhoven Airport voornemens is tussen 1 oktober en 1 november 2020 een aanvraag in te dienen om een omgevingsvergunning voor de bouw van de parkeergarage. Er bestaat dan ook een aanzienlijke kans dat binnen korte tijd een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen op het betrokken perceel zal worden gedaan. Hierdoor kunnen onomkeerbare gevolgen ontstaan. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het plan niet in stand blijft.

Onderzoek naar stikstofdepositie

4.    BMF en anderen betogen, samengevat weergegeven, dat in het uitgevoerde natuuronderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de gevolgen van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden, waaronder het Natura 2000-gebied Kempenland-West, vanwege de bestaande vliegactiviteiten op de luchthaven Eindhoven. Zij stellen dat voor een groot deel van deze activiteiten ten onrechte geen vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming (hierna: de Wnb) is verleend. In dit verband wijzen zij erop dat het aantal vliegtuigbewegingen op de luchthaven Eindhoven sinds de relevante referentiedata op grond van de Wnb is toegenomen van 14.000 tot meer dan 40.000. Dat sprake is van een overtreding van de Wnb, wordt volgens hen bevestigd door het besluit van 2 april 2020 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op een verzoek om handhaving ten aanzien van de luchthaven Eindhoven. BMF en anderen stellen dat het plan derhalve illegale activiteiten op de luchthaven ondersteunt en niet uitvoerbaar is.

BMF en anderen betogen verder, onder andere, dat de ten behoeve van het plan gemaakte berekeningen van de stikstofdepositie ondeugdelijk zijn. Er had in dit geval geen gebruik gemaakt moeten worden gemaakt van AERIUS Calculator en de verkeersstromen van en naar de parkeergarage zijn onjuist ingeschat, aldus BMF.

5.    Blijkens het bestreden besluit, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting stelt de raad zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Ter onderbouwing wijst de raad op het bij de plantoelichting als bijlage gevoegde rapport "Eindhoven Airport garage P5, onderzoek stikstofdepositie", dat door Tauw is uitgebracht op 1 oktober 2019 (hierna: het rapport van Tauw), en waarin met gebruikmaking van het programma AERIUS Calculator is berekend dat de stikstofdepositie veroorzaakt ten gevolge van de in het plan voorziene parkeergarage 0,00 mol/ha/jr bedraagt in de betrokken gebieden.

In reactie op het betoog van BMF en anderen dat de gevolgen van de stikstofdepositie vanwege de vliegactiviteiten op de luchthaven Eindhoven niet buiten beschouwing hadden mogen worden gelaten, stelt de raad dat het plan uitsluitend voorziet in de realisatie van een parkeergarage, en dat voor het vliegverkeer het Luchthavenbesluit 2014 geldt. De raad heeft geen onderzoek naar cumulatieve effecten in verband met deze vliegactiviteiten hoeven uitvoeren.

6.    Op grond van wat BMF en anderen hebben aangevoerd en het verhandelde ter zitting twijfelt de voorzieningenrechter eraan of de raad het rapport van Tauw aan het plan ten grondslag heeft kunnen leggen. De voorzieningenrechter sluit vooralsnog niet uit dat alleen een onderzoek naar de gevolgen van de stikstofdepositie van de voorziene parkeergarage op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet volstaat. Mogelijk had ten minste een deel van de vliegactiviteiten op de luchthaven, waarop ook het handhavingsbesluit van 20 april 2020 ziet, in het onderzoek moeten worden betrokken. Ter zitting is immers vast komen te staan dat de parkeergarage uitsluitend is bedoeld om te voorzien in de bestaande parkeerbehoefte van deze luchthaven, uitgaande van het huidige aantal vliegbewegingen. De voorzieningenrechter is voorts vooralsnog niet overtuigd van het uitgangspunt in het rapport van Tauw dat alle verkeer van en naar de voorziene parkeergarage via de A2 zal rijden. Tijdens de zitting is gebleken dat verkeer van en naar de te realiseren parkeergarage dat een route binnendoor zal nemen, in ieder geval langs het Natura 2000-gebied Kempenland-West zal rijden, en dat daar overbelaste stikstofgevoelige habitats aanwezig zijn. Gelet hierop bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter twijfel of de Afdeling de het plan in de bodemprocedure in stand zal laten.

Conclusie

7.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorzieningen te treffen.

Proceskosten

8.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 28 januari 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "I Luchthaven Eindhoven e.o. (parkeergarage P5)";

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij Stichting Brabantse Milieufederatie en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Eindhoven aan Stichting Brabantse Milieufederatie en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 (zegge: driehonderdvierenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2020

694.