Uitspraak 201909037/1/R1


Volledige tekst

201909037/1/R1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Middelburg,

2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Middelburg,

en

de raad van de gemeente Middelburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Veerseweg-Oost" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellanten sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2020, waar [appellanten sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door T.M.J. de Koster, zijn verschenen. Ook is ter zitting AVV Beheer BV, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in de mogelijkheid tot de bouw van maximaal 23 woningen aan de Veerseweg in Middelburg. Verder omvat het plan de gronden ten noorden van de voorziene woningen, waar een tuincentrum/hoveniersbedrijf is gelegen. Dit is in het plan als zodanig bestemd.

2.    De beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] zijn gericht tegen de bestemmingsplanregeling voor perceel 2179, gelegen direct achter hun woningen aan de Veerseweg. Het voornemen bestaat hier 8 geschakelde woningen te bouwen. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat.

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De beroepsgronden

4.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] voeren aan dat de maximaal toegestane hoogte voor de woningen van 7,5 m zou moeten worden verlaagd zodat de bestaande bewoners hun uitzicht behouden. Dit vrije uitzicht is een belangrijke factor voor hun woongenot. Ook hun privacy zal door de voorziene woningen worden aangetast.

4.1.    Vast staat dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] op dit moment een vrij uitzicht hebben aan de achterkant van hun woning. Het toegestane gebruik van de gronden kan dit uitzicht belemmeren. De Afdeling stelt voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Dit neemt niet weg dat de raad het belang dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] hebben bij het behoud van hun uitzicht moet betrekken in zijn belangenafweging. Ook het verlies van privacy moet worden meegenomen.

De raad heeft toegelicht dat behoefte bestaat aan nieuwe woningen en dat die niet zijn toegestaan in het buitengebied. Het ontwerp is voorgelegd aan de regionale welstandscommissie, die heeft ingestemd met het plan. Het plan zorgt voor een afronding van de binnenstad in stedenbouwkundige zin. Twee bouwlagen zijn passend in de omgeving. Gelet op de eisen van het Bouwbesluit is het niet mogelijk een woning met twee bouwlagen lager uit te voeren. De belangen van omwonenden zijn volgens de raad betrokken bij de besluitvorming. De raad stelt zich op het standpunt dat met dit plan een goed woon- en leefklimaat voor de omwonenden blijft bestaan. Het verlies van uitzicht en privacy acht hij aanvaardbaar.

4.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad ondanks het verlies van het vrije uitzicht en de aantasting van de privacy van omwonenden het plan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het gaat om een stedelijke omgeving met veel bebouwing. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat de percelen niet direct aan die van de omwonenden aansluiten, maar hier een brandgang tussen ligt. De raad heeft een bouwhoogte van 7,5 m gelet hierop acceptabel mogen achten. De raad heeft in redelijkheid het belang van nieuwe woningen kunnen laten prevaleren boven dat van de belangen van de omwonenden bij het behoud van hun uitzicht en privacy.

Het betoog faalt.

5.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellanten sub 2] voeren aan dat de raad niet heeft overlegd met omwonenden maar dat zij werden geconfronteerd met een door de projectontwikkelaar uitgewerkt plan. Er lag al een intentieovereenkomst met de gemeente waarin toezeggingen werden gedaan aan de projectontwikkelaar en geen rekening werd gehouden met belangen van omwonenden. Een reactie op hun bezwaren hebben zij nooit ontvangen.

5.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad de belangen van de omwonenden voldoende heeft betrokken bij de totstandkoming van het plan. Het is een toegestane en gebruikelijke manier om alle bezwaren gezamenlijk te bespreken in een nota van zienswijzen. Voor de vaststelling van het plan heeft de raad een informatieavond gehouden. Daar is de nota van zienswijzen ook besproken. De raad is in de zienswijzennota gemotiveerd op de bezwaren ingegaan. De intentieovereenkomst ontslaat de raad niet van zijn verplichting om rekening te houden met belangen van omwonenden en het plan in overeenstemming te laten zijn met een goede ruimtelijke ordening. Echter, niet is gebleken dat het plan hiermee in strijd is.

Het betoog faalt.

6.    [appellanten sub 2] voert aan dat het plan zal leiden tot wateroverlast. Het plan is vastgesteld onder de voorwaarde dat de mogelijke wateroverlast voor de bestaande woningen zou worden onderzocht.

6.1.    In de plantoelichting staat dat het waterschap de situatie heeft beoordeeld aan de hand van de vraag wat het risico is op wateroverlast als gevolg van de versnelde waterafvoer bij een hoosbui van het type T100 (eens in de 100 jaar), gelet op de eigenschappen van het watersysteem stroomafwaarts en het belang om het gebied daar droog te houden. Het waterschap heeft geconcludeerd dat het hemelwater uit het huidige plangebied vrij snel bij de brede Middelburgse Vest komt en dat het vandaar via gemaal Boreel het kanaal door Walcheren ingaat. Er hoeven geen locaties te worden gepasseerd met problemen in de waterafvoer. Het waterschap kan in dit geval akkoord gaan met een compensatieberging op basis van een stijghoogte van 95 cm. Los van het overleg met het waterschap is ook overleg gevoerd met de bewoners van de woningen Veerseweg 108 tot en met 124 over het voorkomen van eventuele wateroverlast afkomstig uit het plangebied. De woning van [appellanten sub 2] behoort tot die groep woningen. Naar aanleiding hiervan is binnen de bestemming "Wonen" een voorwaardelijke verplichting opgenomen waardoor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op een perceel dat grenst aan een of meer van de percelen Veerseweg 108 tot en met 124 uitsluitend kan worden verleend indien er een voorziening is aangelegd die eventueel hemelwater afkomstig van de nieuwe woonpercelen afvoert naar de sloot langs de Krooneveldweg. De Afdeling acht hiermee in het plan voldoende gewaarborgd dat waterlast zal worden voorkomen.

Het betoog faalt.

7.    De beroepen zijn ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Vreugdenhil-Brock, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2020

603.