Uitspraak 202002631/2/R2


Volledige tekst

202002631/2/R2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Riel, gemeente Goirle,

en

de raad van de gemeente Goirle,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Looienhoek 1" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

Voorts heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2020, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T. Li, zijn verschenen.

Voorts is daar [belanghebbende], in de persoon van [belanghebbende B], gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan voorziet in de realisatie van een pension voor maximaal 45 honden en 20 katten op het perceel Looienhoek 1. Het plangebied ligt ten zuidwesten van de bebouwde kom van Riel, in het buitengebied. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met een boerderij en bijgebouwen, waarin wordt beoogd bedrijfsmatig de honden en katten te huisvesten. [verzoeker] woont aan de [locatie], in de directe omgeving van het plangebied.

3.    Het verzoek van [verzoeker] is gericht op schorsing van het plan.

Hij heeft verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen, teneinde te voorkomen dat kan worden begonnen met de exploitatie van het honden- en kattenpension. Hoewel [verzoeker] onder verwijzing naar zijn beroepschrift diverse gronden aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd, heeft hij ter zitting toegelicht in het bijzonder te vrezen voor geluidshinder ten gevolge van de voorziene functie. Verder vreest [verzoeker] voor parkeeroverlast alsmede voor een aantasting van de landschapswaarden en de ecologische verbindingszone langs het zogenoemde "Bels lijntje".

4.    Blijkens het bestreden besluit, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting acht de raad het voorziene honden- en kattenpension in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft ter zitting toegelicht dat alle benodigde onderzoeken, waaronder een akoestisch onderzoek, zijn uitgevoerd. De raad heeft verder benadrukt dat in het plan, ter voorkoming van overlast voor omwonenden, een aantal voorwaardelijke verplichtingen is opgenomen. Zo is ingevolge artikel 4, lid 4.4.2, van de planregels het gebruik van het perceel als dierenpension alleen toegestaan wanneer het dierenpension landschappelijk is ingepast, geluidbeperkende maatregelen zijn getroffen en zeven parkeerplaatsen op eigen terrein zijn aangelegd. [belanghebbende] heeft ter zitting gesteld dat aan deze voorwaarden inmiddels is voldaan.

4.1.    Op grond van wat [verzoeker] heeft aangevoerd en het verhandelde ter zitting verwacht de voorzieningenrechter niet dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. De voorzieningenrechter neemt hierbij onder meer in aanmerking dat [verzoeker] vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat het uitgevoerde akoestisch onderzoek gebreken dan wel leemten in kennis vertoont op grond waarvan de raad zich daarop niet heeft mogen baseren. Het door [verzoeker] zeer kort voor de zitting ingebrachte geluidsonderzoek zal pas in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld.

Voorts ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat het plan zal leiden tot parkeeroverlast dan wel een aantasting van de aanwezige landschapswaarden en de ecologische verbindingszone langs het "Bels lijntje". De woning van [verzoeker] ligt immers ten noordoosten van het plangebied, terwijl vorenbedoelde parkeervoorzieningen en het "Bels lijntje" ten westen daarvan zijn gesitueerd. Gelet op het vorenstaande en op de betrokken belangen, waarbij naast het belang van [verzoeker] ook het belang van initiatiefnemer bij het kunnen starten van de bedrijfsvoering in acht is genomen, bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij merkt de voorzieningenrechter wel op dat ingeval het plan in de bodemprocedure toch zou worden vernietigd, initiatiefnemer de bedrijfsvoering dan moet staken.

5.    Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6.    Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Schoonbrood
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2020

694.