Uitspraak 202002331/1/R4


Volledige tekst

202002331/1/R4.
Datum uitspraak: 12 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2019 heeft het college zijn beslissing om op 14 november 2019 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 126,00, voor rekening van [appellant] komt.

Bij besluit van 27 februari 2020 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Bij besluit van 1 juli 2020 heeft het college het besluit van 27 februari 2020 ingetrokken en het besluit van 29 november 2019 herroepen.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 23 juli 2020.

Overwegingen

1.    In het besluit van 1 juli 2020 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet langer als overtreder moet worden aangemerkt, het besluit van 27 februari 2020 ingetrokken en het besluit van 29 november 2019 herroepen. Dit betekent, zoals ook is vermeld in het besluit van 1 juli 2020, dat [appellant] het bedrag van € 126,00 niet langer hoeft te betalen.

Met dit besluit is het college geheel tegemoetgekomen aan het beroep van [appellant] tegen het besluit van 27 februari 2020, waardoor hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling daarvan. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

2.    Aangezien het college met het besluit van 1 juli 2020 is tegemoetgekomen aan het beroep, ziet de Afdeling aanleiding het college te gelasten het door [appellant] betaalde griffierecht te vergoeden.

Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

II.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,00 (zegge: achtenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2020

687.