Uitspraak 201807724/3/R1


Volledige tekst

201807724/3/R1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    Varkens KI Nederland B.V. (hierna: Varkens KI), gevestigd te Vught,

2.    [appellante sub 2], gevestigd te Ingen, gemeente Buren,

3.    [appellante sub 3], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Ingen, gemeente Buren,

en

de raad van de gemeente Buren,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4248, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de gebreken in het besluit van 10 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" te herstellen, de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 19 mei 2020 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

Varkens KI, [appellante sub 2] en [appellante sub 3] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de raad heeft beoogd de gebreken te herstellen. Varkens KI en [appellante sub 3] hebben een zienswijze ingediend.

[appellante sub 3] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 5.3 overwogen dat de raad met de stelling dat het gewenste station voor kunstmatige inseminatie (hierna: Ki-station) van Varkens KI, met inachtneming van de uitbreiding daarvan, niet in het bestemmingsplan kan worden opgenomen omdat er nog geen gemeentelijk Plussenbeleid is vastgesteld, het besluit van 10 juli 2018 ondeugdelijk heeft gemotiveerd.

De Afdeling heeft verder in de tussenuitspraak onder 9.2 overwogen dat de raad in het besluit van 10 juli 2018 ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij een planologische regeling heeft vastgesteld waarbij de loods van [appellante sub 2] op het perceel [locatie 1] in Ingen onder het overgangsrecht is komen te vallen.

Tot slot heeft de Afdeling in de tussenuitspraak onder 14.2 overwogen dat het besluit van 10 juli 2018 ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat de raad onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom een permanente bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] in Ingen niet kan worden toegestaan.

2.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak zijn de beroepen van Varkens KI, [appellante sub 2] en [appellante sub 3] tegen het besluit van 10 juli 2018 gegrond. Dit besluit is ondeugdelijk gemotiveerd en daarom in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het besluit van 10 juli 2018 moet worden vernietigd voor zover het Ki-station op het perceel Zijveling 5 buiten het plan is gelaten. Dit besluit moet verder worden vernietigd voor zover het betreft de op de verbeelding ter plaatse van de [locatie 1] in Ingen aangegeven maatvoering "maximum oppervlakte bijgebouwen: 200 m²". Het besluit van 10 juli 2018 moet tot slot worden vernietigd voor zover de bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] buiten het plan is gelaten.

Het herstelbesluit

3.    Op 19 mei 2020 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld.

4.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

5.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. De beroepen van Varkens KI, [appellante sub 2] en [appellante sub 3] zijn van rechtswege mede gericht tegen dit besluit. [appellante sub 2] heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellante sub 2] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellante sub 2] is daarom ongegrond. Hetgeen Varkens KI en [appellante sub 3] in hun zienswijze naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van de beroepen van rechtswege tegen het herstelbesluit.

Het beroep van Varkens KI

6.    Varkens KI heeft in haar zienswijze te kennen gegeven dat zij zich niet met het herstelbesluit kan verenigen, omdat bij de gewijzigde vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening is gehouden met de ontwerp-omgevingsvergunning van 25 maart 2020 voor het realiseren van een nieuwe stal en vanggebouw op het perceel Zijveling 5 in Ommeren.

Voorts is de raad volgens Varkens KI bij de gewijzigde vaststelling van het plan niet ingegaan op de bezwaren die door haar naar voren zijn gebracht in de zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan. In die zienswijze heeft Varkens KI onder meer aangevoerd dat de in het plan voorgeschreven maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor bijbehorende voorzieningen dient te worden verhoogd en dat het plan niet voorziet in de bouw van ondergrondse mestkelders. Varkens KI heeft in de tegen het herstelbesluit naar voren gebrachte zienswijze aangegeven welke van deze bezwaren zij handhaaft.

6.1.    In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.

6.2.    Op 25 maart 2020 is het ontwerpbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren (hierna: het college) strekkende tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een nieuwe stal en vanggebouw op het perceel Zijveling 5 in Ommeren ter inzage gelegd. Het herstelbesluit dateert van na die datum. De Afdeling is van oordeel dat met het ontwerpbesluit en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag sprake is van een voldoende concreet initiatief waarmee bij de gewijzigde vaststelling van het plan rekening diende te worden gehouden. Uit het herstelbesluit en de plantoelichting blijkt niet dat de raad bij de gewijzigde vaststelling van het plan rekening heeft gehouden met het concrete initiatief van Varkens KI tot uitbreiding van het Ki-station. Het herstelbesluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid.

In de op 4 april 2018 naar voren gebrachte zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan heeft Varkens KI onder meer aangevoerd dat het door de in artikel 6, lid 6.2.5, van de planregels van het ontwerpbestemmingsplan opgenomen maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet mogelijk is om zogeheten voedersilo's en luchtwassers te realiseren. Varkens KI heeft verzocht om dit in het plan mogelijk te maken. In de zienswijze betoogt Varkens KI verder dat artikel 6, lid 6.2.6, van de planregels van het ontwerpbestemmingsplan zodanig moet worden gewijzigd, dat de bouw van ondergrondse mestkelders mogelijk wordt gemaakt.

De Afdeling stelt vast dat artikel 6, lid 6.2.5, onderscheidenlijk artikel 6, lid 6.2.6, van de planregels van het herstelbesluit de door Varkens KI gewenste voedersilo's, luchtwassers en ondergrondse mestkelders niet mogelijk maken. In het herstelbesluit is de raad niet ingegaan op de door Varkens KI ingebrachte zienswijze. Nu de raad het Ki-station alsnog in het plan heeft opgenomen, behoorde hij dat wel te doen. Het herstelbesluit is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

Het beroep van [appellante sub 3]

7.    [appellante sub 3] betoogt dat de raad niet aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht van de Afdeling heeft voldaan, omdat de raad met de gewijzigde vaststelling van het plan wederom geen besluit heeft genomen op de door [appellante sub 3] ingediende aanvraag voor een permanente bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] in Ingen. Volgens [appellante sub 3] had de raad de gewenste bedrijfswoning planologisch mogelijk moeten maken dan wel gemotiveerd moeten aangeven waarom de bedrijfswoning vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet mogelijk is. [appellante sub 3] bepleit om de bedrijfswoning alsnog permanent mogelijk te maken en voorts om op de verbeelding rondom het bouwvlak van de gewenste bedrijfswoning en rondom de percelen van haar "[bedrijf]" een teeltvrije zone van 50 m aan te brengen vanwege de recent vergunde fruitboomgaard op het naastgelegen perceel.

7.1.    In de tussenuitspraak onder 16 heeft de Afdeling de raad opgedragen het in 14.2 geconstateerde gebrek te herstellen door toereikend te motiveren waarom de door [appellante sub 3] gewenste permanente bedrijfswoning niet wordt toegestaan, dan wel het besluit te wijzigen door de bedrijfswoning in het plan mogelijk te maken.

De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het college om het geconstateerde gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn eindigde op 6 mei 2020. Bij beschikking van 15 mei 2020 heeft de Afdeling op verzoek van de raad de bij haar uitspraak van 18 december 2020 bepaalde termijn verlengd tot 26 mei 2020.

In het herstelbesluit staat onder 5 dat de raad het college verzoekt om een nieuw positief voorstel zo snel mogelijk - doch uiterlijk voor de raadsvergadering van 14 juli 2020 - aan de raad voor te leggen ten aanzien van de gevraagde bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] in Ingen. Desgevraagd heeft de vertegenwoordiger van de raad in een e-mailbericht op 8 juli 2020 medegedeeld dat om tot een positief voorstel te komen een onderzoek naar de noodzakelijke omvang van een spuitzone noodzakelijk is. Een onderzoek zal ongeveer zes weken in beslag nemen. De eerste raadsvergadering waar een voorstel aan de orde zou kunnen komen is op 29 september 2020.

Gezien het vorenstaande heeft de raad over de door [appellante sub 3] gewenste permanente bedrijfswoning nog niet beslist. De raad heeft ook niet gemotiveerd aangegeven waarom een permanente bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] in Ingen niet mogelijk is. De Afdeling is daarom van oordeel dat de raad het in 14.2 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 10 juli 2018 niet heeft hersteld. Er is geen gevolg gegeven aan de in de tussenuitspraak onder 16 gegeven opdracht.

Conclusie beroepen tegen het herstelbesluit

8.    Het beroep tegen het herstelbesluit van [appellante sub 2] is ongegrond.

9.    In hetgeen Varkens KI heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het herstelbesluit, voor zover dat ziet op het bouwvlak voor het perceel Zijveling 5 in Ommeren en artikel 6, lid 6.2.2, artikel 6, lid 6.2.5, onder b, en artikel 6, lid 6.2.6, van de planregels voor de bedrijfsbebouwing is genomen in strijd met de artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het herstelbesluit in zoverre dient te worden vernietigd.

10.    In het herstelbesluit is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het in de tussenuitspraak aangegeven gebrek ten aanzien van het perceel [locatie 2] te herstellen. De raad zal alsnog een besluit moeten nemen waarbij de aanvraag van [appellante sub 3] voor een permanente bedrijfswoning op het perceel [locatie 2] in Ingen in beschouwing wordt genomen.

11.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn van zesentwintig weken stellen. Het plan dient vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt.

Het door de raad te nemen nieuwe besluit voor het plandeel voor het perceel Zijveling 5 behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

De door de raad te nemen beslissing over de bestemming van het perceel [locatie 2] moet overeenkomstig afdeling 3.4 Awb worden voorbereid.

Proceskosten

12.    De raad dient op de hierna te vermelden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van [appellante sub 2], Varkens KI Nederland B.V. en [appellante sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Buren van 10 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Buren van 10 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" voor zover:

- het Ki-station op het perceel Zijveling 5 in Ommeren buiten het plan is gelaten;

- het betreft de op de verbeelding ter plaatse van de [locatie 1] in Ingen aangegeven maatvoering "maximum oppervlakte bijgebouwen: 200 m²";

- de bedrijfswoning op het perceel de [locatie 2] buiten het plan is gelaten;

III.    verklaart het beroep van [appellante sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Buren tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" van 19 mei 2020  ongegrond;

IV.    verklaart de beroepen van Varkens KI Nederland B.V. en [appellante sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Buren van 19 mei 2020 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" gegrond;

V.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Buren van 19 mei 2020 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buren, herziening 2018" voor zover het betreft het bouwvlak voor het perceel Zijveling 5 in Ommeren en artikel 6, lid 6.2.2, artikel 6, lid 6.2.5, onder b, en artikel 6, lid 6.2.6, van de planregels voor de bedrijfsbebouwing;

VI.    draagt de raad van de gemeente Buren op om binnen zesentwintig weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VII.    veroordeelt de raad van de gemeente Buren tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van:

a.    € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro) aan [appellante sub 2];

b.    € 1.312,50 (zegge: dertienhonderdtwaalf euro en vijftig cent) aan Varkens KI Nederland B.V.;

c.     € 1.312,50 (zegge: dertienhonderdtwaalf euro en vijftig cent) aan [appellante sub 3],

geheel toe te rekenen aan door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Buren aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a.    € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellante sub 2]

b.     € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) aan Varkens KI Nederland B.V.

c.    € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellante sub 3].

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2020

191-927.