Uitspraak 201908603/3/A2


Volledige tekst

201908603/3/A2.
Datum uitspraak: 30 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:

de raad van de gemeente Westland,

opposant,

tegen de uitspraak van de Afdeling van 25 juni 2020 in zaak nr. 201908603/2/A2.

Procesverloop

Bij uitspraak van 25 juni 2020, in zaak nr. 201908603/2/A2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep van de raad tegen de brief van de minister van 23 oktober 2019, waarbij hij de raad heeft medegedeeld dat goedkeuring is verleend aan het plan van scholen 2020-2023, met daarin opgenomen de islamitische school van Yunus Emre. De uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de raad verzet gedaan.

Overwegingen

De uitspraak van 25 juni 2020

1.    De Afdeling heeft in haar uitspraak van 25 juni 2020 overwogen dat de minister het plan van scholen 2020-2023 voor de gemeente Westland niet hoefde goed te keuren, omdat hij bij besluit van 11 juli 2019 dit plan zelf heeft vastgesteld en een bestuursorgaan een door hemzelf genomen besluit niet kan goedkeuren. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat de brief van de minister van 23 oktober 2019 niet is gericht op rechtsgevolg en dus geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bevat. De Afdeling heeft zich om die reden onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door de raad ingestelde beroep.

Het verzet

2.    De raad voert in verzet aan dat de Afdeling in haar uitspraak van 25 juni 2020 over het hoofd heeft gezien dat de minister zijn indeplaatsstellingsbesluit van 11 juli 2019 namens de raad heeft genomen en dit besluit formeel een besluit van de raad is. Door te oordelen dat goedkeuring van dit besluit niet nodig is, wordt de raad door de Afdeling de mogelijkheid ontnomen om inhoudelijk in te gaan op het goedkeuringsbesluit. De minister had, aldus de raad, rekening moeten houden met sedert 2016 gewijzigde omstandigheden. Er zijn, zo stelt de raad, tal van islamitische basisscholen in de directe omgeving van de gemeente Westland bijgekomen, en in Westland zijn diverse islamitische stromingen waardoor bezoek aan de islamitische basisschool anders bekeken moet worden dan aanvankelijk werd bezien. De raad stelt verder in 2018 een negatief besluit te hebben genomen op het plan van scholen. Voorts wijst de raad erop dat de school zelf nut en noodzaak ook niet heeft ingezien door geen huisvestingsplan in te dienen direct nadat het plan van scholen werd vastgesteld. Al deze omstandigheden had de minister bij zijn goedkeuringsbesluit dienen te betrekken en dat wordt de raad nu onthouden.

Het beoordelingskader in verzet

3.    Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - het beroep tegen de brief van de minister van 23 oktober 2019. Dit betekent dat de beoordeling van de Afdeling in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder de raad op een zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren opdat nader onderzoek kan plaatsvinden.

Beoordeling van het verzet

4.    Op grond van artikel 124, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 124b van de Gemeentewet, kan de minister, wanneer de raad een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, besluiten daarin namens de raad te voorzien ten laste van de gemeente.

De minister heeft bij besluit van 11 juli 2019, met toepassing van de hem op grond van deze bepalingen toekomende bevoegdheid, besloten tot vaststelling van het plan van scholen 2020-2023 voor de gemeente Westland, met daarin opgenomen de islamitische basisschool van Yunus Emre. Dit besluit is - ook formeel - een besluit van de minister. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:263, waarbij op het beroep van de raad tegen het besluit van 11 juli 2019 is beslist, dit besluit ook aangemerkt als een besluit van de minister. Dit lag ook voor de hand, omdat de minister dit besluit juist heeft genomen omdat de raad nalatig is gebleven de door artikel 79, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) gevorderde beslissing tot opneming van de school in kwestie in het plan van scholen 2020-2023 te nemen. Zou het besluit van 11 juli 2019 als een besluit van de raad moeten worden aangemerkt, zoals de raad betoogt, dan zou zich de ongerijmde situatie voordoen dat de raad met zijn destijds tegen het besluit van 11 juli 2019 ingestelde beroep tegen een besluit van de raad zou zijn opgekomen. Het betoog van de raad kan dan ook niet worden gevolgd.

5.    Omdat het besluit van 11 juli 2019 tot vaststelling van het plan van scholen 2020-2023 voor de gemeente Westland een besluit van de minister is en een bestuursorgaan niet een door hemzelf genomen besluit kan goedkeuren, heeft de Afdeling in haar uitspraak van 25 juni 2020 terecht overwogen dat dit besluit geen goedkeuring van de minister behoefde, de brief van de minister van 23 oktober 2019 daarom niet is gericht op rechtsgevolg en die brief dus geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb bevat. De Afdeling heeft zich daarom terecht onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door de raad ingestelde beroep.

6.    Voor zover de raad heeft betoogd dat hem door het oordeel van de Afdeling dat goedkeuring van het besluit van 11 juli 2019 niet nodig is, de mogelijkheid wordt ontnomen om inhoudelijk in te gaan op het in zijn ogen aanwezige goedkeuringsbesluit, overweegt de Afdeling dat het de raad niet aan rechtsbescherming heeft ontbroken. De raad heeft de gelegenheid gehad het besluit van de minister van 11 juli 2019 aan te vechten, van welke gelegenheid de raad ook gebruik heeft gemaakt. Bij haar onder 4 vermelde uitspraak van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:263, heeft de Afdeling dit beroep ongegrond verklaard. In die uitspraak heeft de Afdeling reeds overwogen dat de raad op grond van artikel 79, zevende lid, van de WPO verplicht is de school in kwestie op te nemen in het plan van scholen 2020-2023. Dat de raad ervan overtuigd is dat die school, vanwege onder meer gewijzigde omstandigheden, niet aan de stichtingsnorm voldoet, doet daaraan naar de Afdeling in die uitspraak oordeelde niet af. De Afdeling overwoog daartoe dat genoemde bepaling aan de raad geen ruimte laat om opnieuw integraal te beoordelen of de school aan de stichtingsnorm voldoet. In het verzetschrift betoogt de raad opnieuw dat de school, vanwege gewijzigde omstandigheden, niet aan de stichtingsnorm voldoet, maar dit betoog, nog daargelaten dat dit aan de conclusie onder 5 niet kan afdoen, stuit opnieuw af op de dwingende formulering van artikel 79, zevende lid, van de WPO.

7.    Het verzet is ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, griffier.

w.g. Borman    w.g. Roelfsema
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2020

58.