Uitspraak 202000150/1/R1


Volledige tekst

202000150/1/R1.
Datum uitspraak: 24 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Laren,

en

de raad van de gemeente Laren,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 24 juli 2020 om 12.45 uur.

Tegenwoordig:

mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer

mr. S. Zwemstra, griffier

Verschenen:

[appellant A], vergezeld door [appellant B];

de raad, vertegenwoordigd door R. Lugard;

[belanghebbende].

Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 27 november 2019, waarbij het bestemmingsplan "Centrum Laren 2018" (hierna: het bestemmingsplan) is vastgesteld.

De Afdeling

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van 27 november 2019 waarbij het bestemmingsplan "Centrum Laren 2018" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het perceel, kadastraal bekend gemeente Laren, sectie F, nummer 1931;

III.    draagt de raad van de gemeente Laren op om binnen 52 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;

IV.    draagt de raad van de gemeente Laren op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V.    veroordeelt de raad van de gemeente Laren tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 72,02 (zegge: tweeënzeventig euro en twee cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.    gelast dat de raad van de gemeente Laren aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Daartoe overweegt zij het volgende.

[appellant A] en [appellant B] betogen dat de raad aan het perceel van het achterterrein aan het Schoolpad 15, kadastraal bekend gemeente Laren, sectie F, nummer 1931, (hierna: het perceel) ten noorden van zijn woning aan de [locatie] ten onrechte de bestemming "Bedrijf" heeft toegekend. De exploitatie van een bedrijf ter plaatse van maximaal categorie 3.2 betekent voor hem een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

In haar uitspraak van 5 september 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2949, heeft de Afdeling over de planregeling voor het perceel in het op 25 januari 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum", waarbij de bestemming "Bedrijven" was toegekend, overwogen dat niet voldoende is onderzocht welke plannen met betrekking tot het gebruik van het perceel bestonden en of deze plannen, dan wel het huidige gebruik van de gronden tot behoud van bedrijfscategorie 3 en de onder het daaraan voorafgaande plan geldende bebouwingsmogelijkheden noopten en dat, nu de omliggende woningen op afstanden, variërend tussen 4,5 en 15 m, van het bebouwingsvlak liggen, er te meer reden bestond om te onderzoeken of en nader te motiveren dat een uitzondering op het door de raad gevoerde beleid om bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3 niet meer toe te staan, is geboden.

Aan het perceel is in het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" toegekend. Gelet op artikel 4, lid 4.1, onder c, van de planregels zijn op het perceel bedrijfsactiviteiten mogelijk tot en met categorie 3.2. De afstand tussen de woning van [appellant A] en [appellant B] en het perceel bedraagt ongeveer 10 m. Bij de voorbereiding is geen onderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid van bedrijfsactiviteiten op het perceel. De raad heeft ter zitting verklaard dat een bedrijf met categorie 3.2 ter plaatse gelet op de geldende milieuregels niet mag worden uitgeoefend.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bedrijfsactiviteiten met categorie 3.2 ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar zijn. De raad heeft aldus in strijd gehandeld met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Omdat aan het bestemmingsplan geen onderzoek naar de aanvaardbaarheid van bedrijfsactiviteiten op het perceel ten grondslag is gelegd, heeft de raad het bestemmingsplan in zoverre ook in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet zorgvuldig voorbereid.

Het oordeel van de Afdeling betekent niet dat geen enkele bedrijfsactiviteit in een lagere categorie dan 3.2 op het perceel aanvaardbaar kan worden geacht. Bij het nemen van een nieuw besluit dient de raad te onderzoeken welke bestemming op het perceel uit ruimtelijk oogpunt passend is. Ter zitting heeft [belanghebbende], eigenaar van het perceel, gewezen op de mogelijkheid van een woonbestemming, aansluitend aan zijn woonperceel. In dit verband kan ook worden bezien of, en zo ja in hoeverre, bedrijfsactiviteiten van een lagere categorie dan 3.2 ter plaatse uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening toelaatbaar zijn.

De raad is op hiervoor vermelde wijze veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan alleen een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden toegekend indien het gaat om rechtsbijstand die door een derde is verleend. Omdat [appellant A] in deze zaak mede zijn eigen belangen heeft behartigd, is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in die bepaling geen sprake.

Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, heeft de Afdeling aanleiding gezien de raad op te dragen de hiervoor in de beslissing nader aangeduide onderdelen van de uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

w.g. Minderhoud    w.g. Zwemstra

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

91.