Uitspraak 202002780/2/R2


Volledige tekst

202002780/2/R2.
Datum uitspraak: 23 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.    [verzoeker sub 1] en anderen, wonend en gevestigd te Weert,

2.    [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), wonend te Weert,

en

de raad van de gemeente Weert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebieden 2019" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 juli 2020, waar [verzoeker sub 1] en anderen vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers en ing. M.W. Arts, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Verzoek [verzoeker sub 1] en anderen

2.    [verzoeker sub 1] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover bij een gewijzigde vaststelling aan het perceel IJzerenmanweg 15, dat de bestemming "Cultuur en ontspanning" heeft, gedeeltelijk de aanduiding "horeca van categorie 1" is toegekend. Hiermee wordt bij het openluchttheater De Lichtenberg een horecavoorziening mogelijk gemaakt.

Ontvankelijkheid

3.    Het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen is ingediend door de stichting "Wijkraad rond de kazerne" en een aantal bewoners in de Schildersbuurt. De stichting heeft als doel het bevorderen van de woon- en leefsituatie in de wijk rond de kazerne. Tot de wijk rond de Kazerne behoort onder meer de IJzerenmanweg, waaraan de gronden met de aanduiding "horeca van categorie 1" liggen. Tot de wijk rond de kazerne behoort ook de Schildersbuurt. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter dat het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen, voor zover ingediend door de stichting, in de bodemprocedure door de Afdeling ontvankelijk zal worden verklaard.

De voorzieningenrechter betwijfelt echter of het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen, voor zover ingediend door de bewoners in de Schildersbuurt, in de bodemprocedure door de Afdeling ontvankelijk zal worden verklaard. Hierbij is van belang dat hun woningen op een afstand van ongeveer 200 m tot 700 m tot de aanduiding "horeca van categorie 1" liggen. De vraag of deze verzoekers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, vergt nader onderzoek. Het eindoordeel daarover wordt aan de Afdeling in de bodemprocedure overgelaten.

Wettelijke procedure van afdeling 3.4 van de Awb

4.    [verzoeker sub 1] en anderen voeren aan dat voor de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte de wettelijke procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet is doorlopen.

4.1.    Bij het ontwerpplan was binnen de gehele bestemming "Cultuur en ontspanning" ondergeschikte horeca toegestaan.

Daarnaast was bij het ontwerpplan op grond van artikel 9, lid 9.1.1, aanhef en onder f, van de planregels binnen de gehele bestemming "Cultuur en ontspanning" een horecabedrijf toegestaan.

Artikel 9, lid 9.1.1, aanhef en onder f, van de planregels luidde:

"De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor

(…)

f. horecabedrijf:

(…)"

Bij het gewijzigd vastgestelde plan is, evenals bij het ontwerpplan, binnen de gehele bestemming "Cultuur en ontspanning" ondergeschikte horeca toegestaan.

Bij het gewijzigd vastgestelde plan is in de verbeelding binnen de bestemming "Cultuur en ontspanning" de aanduiding "horecabedrijf" verwijderd en aan een gedeelte van die bestemming de aanduiding "horeca van categorie 1" toegekend.

In artikel 9, lid 9.1.1, aanhef en onder f, van de planregels is het woord "horecabedrijf" vervangen door "het uitoefenen van horeca van categorie 1 op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1"".

Uit de verbeelding, gelezen in samenhang met deze bepaling, volgt dat buiten deze aanduiding geen horeca van categorie 1 mogelijk is.

4.2.    De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan voorligt.

De voorzieningenrechter wijst er in dit verband op dat bij het vastgestelde plan weliswaar een zwaardere categorie horeca bij het openluchttheater is toegestaan, maar dat bij het ontwerpplan ondergeschikte horeca en een horecabedrijf overal binnen de bestemming "Cultuur en ontspanning" waren toegestaan. Bij gewijzigde vaststelling is de aanduiding "horecabedrijf" verwijderd en is horeca van categorie 1 alleen toegestaan ter plaatse van de gronden die als zodanig zijn aangewezen. Voorts vormt de omvang van deze gronden maar een klein deel van het gehele plangebied.

Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld en dat voor deze gewijzigde vaststelling ten onrechte de wettelijke procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet is doorlopen. Dit betoog geeft geen aanleiding tot schorsing van het bestemmingsplan.

Aantasting woon- en leefklimaat

5.    [verzoeker sub 1] en anderen vrezen voor een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat met name in de vorm van geluidhinder en parkeeroverlast. Zij vrezen voor deze overlast, omdat het plan ter plaatse van het openluchttheater ook horeca in de vorm van een dancing en nachtclub toestaat. [verzoeker sub 1] en anderen hebben ter zitting aangevoerd dat in de omgeving nog andere ontwikkelingen zijn voorzien, als gevolg waarvan zij ook parkeeroverlast verwachten.

5.1.    Over de vrees voor onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van het toestaan van een horecavoorziening van categorie 1 bij het openluchttheater overweegt de voorzieningenrechter dat niet te verwachten is dat deze op korte termijn zal worden gerealiseerd en dat de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak niet zou kunnen worden afgewacht. Ten tijde van de zitting was nog geen omgevingsvergunning aangevraagd. Voorts moet het openluchttheater worden gerestaureerd voordat de bijbehorende horecavoorziening in gebruik kan worden genomen.

Verder wijst de voorzieningenrechter erop dat voor de toegestane horecavoorziening geldt dat deze zal moeten voldoen aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor zover voor een activiteit een vergunning is vereist, kan eventuele geluidhinder ook na de inwerkingtreding van het plan nog worden beperkt.

Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat de gemeente niet zal meewerken aan de exploitatie van een horecavoorziening in de vorm van een dancing of een nachtclub bij het openluchttheater.

Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van de beroepen door de Afdeling onomkeerbare gevolgen wat betreft geluidhinder als gevolg van de toegestane horeca zullen voordoen. Niet gebleken is van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.

5.2.    Over de vrees voor onaanvaardbare parkeerhinder overweegt de voorzieningenrechter dat in paragraaf 4.5.2. van de ruimtelijke onderbouwing is ingegaan op het aspect parkeren. Berekend is dat voor de beoogde horecavoorziening 47 parkeerplaatsen nodig zijn. Bij de berekening is de CROW-publicatie 317, "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012 als uitgangspunt gehanteerd. Volgens de raad zijn er al 10 parkeerplaatsen beschikbaar en is de initiatiefnemer voornemens om 37 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Daarvoor is ook voldoende ruimte. Bovendien is in artikel 9, lid 9.5.2, van de planregels vastgelegd dat voldoende op eigen terrein dient te worden voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid en dat die parkeergelegenheid ook in stand dient te worden gehouden. Ook is in deze bepaling opgenomen dat hierbij dient te worden aangesloten bij de CROW-normen (publicatie 317). Voor zover [verzoeker sub 1] en anderen vrezen voor parkeeroverlast als gevolg van andere ontwikkelingen, wijst de voorzieningenrechter erop dat deze aan orde komt bij de vaststelling van de bestemmingsplannen voor die ontwikkelingen.

Gelet op het voorgaande geeft wat [verzoeker sub 1] en anderen over onaanvaardbare parkeerhinder hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Horecabeleid

6.    [verzoeker sub 1] en anderen voeren aan dat de met het plan beoogde horeca in strijd is met het gemeentelijke horecabeleid. Zij wijzen erop dat dit beleid is gericht op concentratie van horeca in het centrum.

6.1.    Het gemeentelijke horecabeleid is opgenomen in "Horecabeleid gemeente Weert 2011-2014", vastgesteld op 3 mei 2011. Ter zitting heeft de raad desgevraagd aangegeven dat er nadien geen recenter horecabeleid is vastgesteld. Daarom is bij de voorbereiding van het plan met dit horecabeleid rekening gehouden. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat het in de plantoelichting, paragraaf 8.6.12, opgenomen beleid over horeca van categorie 1 inhoudelijk overeenkomt met hetgeen daarover in het "Horecabeleid gemeente Weert 2011-2014" staat.

Het gemeentelijke horecabeleid is gericht op concentratie van horeca in het centrum. Volgens dit beleid gaat solitaire, verspreid liggende horeca (café, bar, eetgelegenheid) over het algemeen niet goed samen met wonen. Daarom is deze horeca uitsluitend toegestaan waar aangeduid op de verbeelding en in de omvang zoals aanwezig. De aanduiding "horeca van categorie 1" komt voor in de bestemmingen "Centrum" en "Wonen" en is alleen toegestaan waar aangeduid. Het gemeentelijke horecabeleid vermeldt dat gemotiveerd hiervan kan worden afgeweken.

De raad heeft in de ruimtelijk onderbouwing, bijlage 7 bij de plantoelichting, aangegeven dat het openluchttheater is aangewezen als rijksmonument. Het openluchttheater, dat enig in zijn omvang en soort is in Nederland, heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Met het plan is beoogd om het openluchttheater te restaureren en met een bijbehorende horecavoorziening toekomstbestendig te maken. De raad wijst er op dat de uiteindelijke bedoeling van de beoogde horeca, te weten het vergroten van de kans op een levensvatbare exploitatie van het openluchttheater, is aangemerkt als een bijzondere omstandigheid op grond waarvan kan worden afgeweken van het bestaande horecabeleid. Dit uitgangspunt van de raad komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor.

Gelet op deze toelichting, die niet is bestreden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de conclusie dat het plan in dit opzicht niet in stand zou kunnen blijven.

Deze betogen geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie

7.    Nu de voorzieningenrechter ook in de overige beroepsgronden van [verzoeker sub 1] en anderen geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

8.    Voor een proceskostenveroordeling voor de door [verzoeker sub 1] en anderen bij het verzoek gemaakte kosten bestaat geen aanleiding.

Verzoek [verzoeker sub 2]

9.    [verzoeker sub 2] is eigenaar van het perceel tussen [locatie 1] en [locatie 2]. Zijn perceel wordt gebruikt voor volkstuintjes. [verzoeker sub 2] stelt dat hij voornemens is om het perceel te verkopen ten behoeve van woningbouw.

Hij kan zich niet met het plan verenigen, voor zover daarin voor zijn perceel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "wetgevingszone - afwijkingsgebied 2", in artikel 21, lid 21.4.6, aanhef en onder b, van de planregels de voorwaarde is opgenomen dat voor de bouw van maximaal twee woningen, binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning(en) moet zijn ingediend. [verzoeker sub 2] voert aan dat deze voorwaarde de verkoop van het perceel niet aantrekkelijk maakt en om die reden een vertragende werking op een eventuele verkoop heeft. Daarom kan hij zich niet vinden in de voorwaarde dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning(en) moet zijn ingediend binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Deze termijn is volgens [verzoeker sub 2] te kort. Ten onrechte heeft de raad in de planregels de termijn van een jaar niet gekoppeld aan het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

9.1.    De raad heeft in de zienswijzennota, mede onder verwijzing naar het eindverslag inspraak voorontwerpplan, uiteengezet dat en waarom hij de gekozen termijn aanvaardbaar acht. De raad heeft erop gewezen dat binnen de gekozen termijn een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning moet zijn ingediend - dus nog niet hoeft te zijn verleend - en dat eventueel ontbrekende gegevens ook daarna nog kunnen worden ingediend.

Verder heeft de raad aangegeven dat de praktijk heeft geleerd dat het goed mogelijk is om binnen een jaar na de inwerkingtreding van een plan een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen.

De raad heeft er voorts op gewezen dat [verzoeker sub 2] al sinds 27 juni 2019 ervan op de hoogte is dat de bestemming "Wonen - uit te werken" voor zijn perceel in het nieuwe bestemmingsplan niet terug zou komen. [verzoeker sub 2] heeft, zo stelt de raad, sindsdien al actie kunnen ondernemen. Zoals [verzoeker sub 2] zelf heeft aangegeven, zijn er inmiddels al belangstellenden voor de aankoop van het perceel.

Daarnaast heeft de raad er op gewezen dat het perceel sinds 2008 de bestemming "Wonen - uit te werken" heeft. De raad stelt dat er in al die jaren nooit om uitwerking is verzocht.

Het uitgangspunt van de raad dat binnen een jaar na de inwerkingtreding van het plan een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet zijn ingediend, komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor.

9.2.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de conclusie dat het plan in dit opzicht niet in stand zou kunnen blijven.

Dit betoog geeft geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie

10.    Nu de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

11.    Voor een proceskostenveroordeling voor de door [verzoeker sub 2] bij het verzoek gemaakte kosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2020

408.