Uitspraak 201903952/1/R3


Volledige tekst

201903952/1/R3.
Datum uitspraak: 22 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

en

de raad van de gemeente Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2020 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Buitengebied Haren" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 19 juni 2020, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ing. C. Kuperus, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] is eigenaar van een stuk grond gelegen tussen Groningen en Haren. Op deze grond wil [appellant] woningen bouwen, maar de huidige agrarische bestemming staat dat niet toe. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Haren", dat op 26 mei 2016 ter inzage is gelegd en waarin de agrarische bestemming werd gehandhaafd, heeft [appellant] een zienswijze ingediend met het verzoek het perceel te bestemmen voor wonen en de bouw van circa 40 woningen toe te staan.

2.    In 2018 had de raad echter nog geen besluit genomen over de vaststelling van het bestemmingsplan. [appellant] heeft om die reden op 8 maart 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De raad heeft vervolgens in november 2018 het ontwerpbestemmingsplan ingetrokken. Bij uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:338, heeft de Afdeling overwogen dat intrekking van het ontwerpbestemmingsplan niet het gevolg heeft dat de raad geen besluit meer hoeft te nemen. De Afdeling heeft het college opgedragen om uiterlijk 1 mei 2019 alsnog een besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Haren" bekend te maken, voor zover dit bestemmingsplan betrekking heeft op het perceel van [appellant].

3.    De raad heeft vervolgens op 17 april 2019 besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen. [appellant] kan zich hier niet mee verenigen en heeft beroep ingesteld.

Toetsingskader

4.     Bij het besluit over het al dan niet vaststellen van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht.

Inhoudelijk

5.    [appellant] betoogt dat het besluit het bestemmingsplan niet vast te stellen onvoldoende dan wel ondeugdelijk is gemotiveerd. Het besluit wordt gemotiveerd door interne en externe ontwikkelingen. Welke ontwikkelingen dit zijn, is echter niet duidelijk. Daarbij is het ook niet duidelijk waarom de raad het plan niet in 2016 of 2017 heeft vastgesteld. Ontoereikende ambtelijke capaciteit verklaart dit niet, aangezien de raad in 2018 een aantal andere bestemmingsplannen, waarbij de gemeente Haren een groot financieel belang had, wel heeft vastgesteld.

5.1.    In het raadsvoorstel van 12 maart 2019, waarop de raad zijn besluit heeft gebaseerd, is het standpunt ingenomen dat het vaststellen van het bestemmingplan "Buitengebied Haren", zoals dat op dat moment voorlag, in strijd zou zijn met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het ontwerpbestemmingsplan was al bijna drie jaar oud, wat maakt dat de informatie en de onderzoeken verouderd zijn. Volgens de raad volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2019 dat het bestemmingsplan voor 1 mei 2019 voor het gehele buitengebied van Haren moest worden vastgesteld. De raad achtte het niet haalbaar om het bestemmingsplan binnen de gegeven tijd te herstellen en heeft om die reden besloten het plan niet vast te stellen.

5.2.    Met betrekking tot haar uitspraak van 6 februari 2019 merkt de Afdeling het volgende op. De Afdeling heeft de raad in deze uitspraak  opgedragen een besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover dit het perceel van [appellant] betreft. De Afdeling heeft de raad niet opgedragen om voor 1 mei 2019 een bestemmingsplan voor het hele buitengebied van Haren vast te stellen en bekend te maken. De Afdeling merkt nog op dat zij bij het stellen van voorgenoemde termijn rekening heeft gehouden met het vergaderschema van de raad. De raad heeft dan ook voldoende tijd gehad om een besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover dit het perceel van [appellant] betreft. Voor zover in het raadsvoorstel wel inhoudelijk is ingegaan op de redenen waarom de raad het bestemmingsplan niet heeft vastgesteld voor het perceel van [appellant], overweegt de Afdeling het volgende.

6.    [appellant] voert aan dat de raad ten onrechte heeft gesteld dat zijn perceel in de "groene buffer" ligt. Zijn perceel ligt in wat de "Spouw" wordt genoemd. De "Spouw" maakt geen onderdeel uit van de "Groene Long", maar van het overgangsgebied tussen Groningen en Haren. Op de  zitting bij de Afdeling  heeft [appellant] aan de hand van een kaart, afkomstig uit het Integraal Ontwikkelingsplan Dilgt, Hemmen en Essen uit 2005, toegelicht dat de locatie van zijn perceel van belang is, aangezien de gemeente in de "Spouw" wel woningbouw toestaat. [appellant] heeft er op de zitting nog op gewezen dat in de buurt van zijn perceel wel woningen mogen worden gebouwd.

6.1.    In het eerdergenoemde raadsvoorstel staat dat het perceel van [appellant] niet als woningbouwlocatie is aangewezen en daar ook niet voor in aanmerking komt. De raad wijst erop dat het perceel in de groene buffer tussen Groningen en Haren ligt. In het bestuursakkoord tussen de gemeenten Ten Boer, Groningen en een "verbindingspersoon" voor de gemeente Haren is afgesproken dat daar in ieder geval tot 2040 geen woningbouw komt. Daarnaast staat in de Omgevingsvisie "The Next City" dat woningbouw op deze locatie niet aan de orde is.

Op de zitting heeft de raad toegelicht dat een aantal percelen die zijn gelegen in de "Spouw" al voor de gemeentelijke herindeling wel zijn aangemerkt als woningbouwlocaties. Dit geldt echter niet voor het perceel van [appellant]. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat het perceel van [appellant] vanuit een ruimtelijk oogpunt niet in aanmerking komt om als woningbouwlocatie te worden aangewezen. De raad wil namelijk het gebied waarin het perceel is gelegen open en groen houden.

6.2.    Met betrekking tot hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de ligging van het perceel, overweegt de Afdeling dat de raad niet heeft betwist dat het perceel van [appellant] is gelegen in de "Spouw". Uit wat [appellant] heeft aangevoerd, kan de Afdeling echter niet afleiden dat de raad woningbouw toestaat in het gebied waar het perceel van [appellant] is gelegen. Uit de door [appellant] overgelegde kaart blijkt slechts dat zijn perceel is gelegen in de "Spouw". De grens van het transformatiegebied, waarin wellicht woningbouwlocaties zijn aangewezen, loopt op deze kaart onder het perceel van [appellant]. Op grond van deze kaart maakt het perceel van [appellant] geen onderdeel uit van het transformatiegebied. In dit kader wijst de Afdeling erop dat de raad ook heeft betwist dat het perceel van [appellant] is aangewezen als woningbouwlocatie. De raad heeft zijn besluit gemotiveerd door erop te wijzen dat het perceel van [appellant] niet in aanmerking komt als woningbouwlocatie, aangezien dit is gelegen in de groene buffer tussen Groningen en Haren. De raad wenst deze groene buffer open te houden. De Afdeling acht deze wens niet onredelijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het openhouden van het gebied tussen Groningen en Haren, dan aan de wens van [appellant] om een woonbestemming te verkrijgen op zijn perceel. In wat hiervoor door [appellant] is aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het besluit van de raad om het bestemmingsplan "Buitengebied Haren" niet vast te stellen niet in stand kan blijven.

Het betoog faalt.

7.    [appellant] voert verder aan dat het niet vaststellen van het bestemmingsplan in strijd is met een door de gemeente in 2013 gedane toezegging. In de toelichting bij de ter plaatse geldende beheersverordening "Beheersverordening Buitengebied Haren" heeft de gemeente namelijk toegezegd dat de beheersverordening zo snel mogelijk zal worden vervangen door een bestemmingsplan. Deze toezegging bindt de gemeente. De weigering van de raad om het bestemmingsplan vast te stellen, is om die reden in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en onrechtmatig.

7.1.    [appellant] wil, zoals uit het vorengaande blijkt, met de door hem ingediende zienswijze over het ontwerpbesluit en het beroep tegen het bestreden besluit bereiken dat voor zijn perceel een bestemmingsplan wordt vastgesteld dat de bouw van woningen mogelijk maakt. De weigering van de raad om een bestemmingsplan met een dergelijke inhoud vast te stellen, kan alleen al daarom niet in strijd met het vertrouwensbeginsel zijn, omdat uit de toelichting bij de beheersverordening niet blijkt dat voor het perceel van [appellant] een bestemmingsplan zal worden vastgesteld dat op dat perceel de bouw van woningen mogelijk maakt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] aan wat is vermeld in de toelichting behorende bij de beheersverordening dan ook niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat een bestemmingsplan zou worden vastgesteld dat de door hem gewenste ontwikkeling mogelijk maakte.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2020

288-952.