Uitspraak 201808464/2/R1


Volledige tekst

201808464/2/R1.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Oudeschild, gemeente Texel,

2.    [appellante sub 2], gevestigd te Oudeschild, gemeente Texel,

en

de raad van de gemeente Texel,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2902, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen een termijn van 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 11 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Waal" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 7 november 2019 het bestemmingsplan "De Waal" gewijzigd vastgesteld.

[appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen over het besluit van 7 november 2019 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gebruik gemaakt.

[appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2020, waar [appellant sub 1], in persoon en [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door E. Sickmann, zijn verschenen.

Overwegingen

Het beroep tegen het besluit van 11 juli 2018

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 28 augustus 2019 onder 5.5 overwogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor de bedrijfsgebouwen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] een goothoogte van 4,5 m is opgenomen. Ook acht de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom op grond van artikel 5, lid 5.4.2, onder e, sub 1, van de planregels de hoogte voor buitenopslag van materialen gekoppeld is aan de goothoogte van 4,5 m. Hierbij acht de Afdeling van belang dat deze planregeling tot gevolg heeft dat de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voor buitenopslag gebruikte bedrijfscontainers met een hoogte van 2,80 m ter plaatse niet meer kunnen worden gestapeld. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat het gedeelte van het bouwvlak aan de achterzijde van [locatie 1] grenst aan de loods op het perceel [locatie 2], welke loods een goothoogte heeft van 6 m. Aangezien dit deel van het perceel achter de bestaande bebouwing ligt valt op voorhand niet in te zien dat het toepassen van een hogere goothoogte voor de bebouwing van negatieve invloed is op het aanzicht van de dorpsrand.

2.    De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het besluit van 11 juli 2018 is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tegen het besluit van 11 juli 2018 gegrond en dient dat besluit te worden vernietigd, voor zover het de percelen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aan de [locatie 1]-[locatie 3] betreft.

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de hiervoor vermelde gebreken, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, te herstellen. De raad diende daartoe, met inachtneming van overweging 5.5, alsnog toereikend te motiveren waarom voor de percelen [locatie 1]-[locatie 3] gekozen is voor een maximale goothoogte van 4,5 m voor bedrijfsgebouwen en voor een beperking van de hoogte van buitenopslag van materialen tot 4,5 m, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het herstelbesluit genomen.

Het beroep tegen het herstelbesluit

5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".

6.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn van rechtswege gericht tegen dit besluit. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in hun zienswijzen naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.

7.    De Afdeling stelt voorts vast dat het gebrek ten aanzien van de maximum goothoogte van de percelen achter [locatie 1]-[locatie 3] is hersteld, aangezien de goothoogte is aangepast van 4,5 m naar 6 m en de functieaanduiding "opslag" aan deze percelen toegekend. De zienswijzen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] richten zich hier ook niet tegen. De Afdeling zal daarover dan ook geen inhoudelijke uitspraak doen.

Perceel [...]

8.    [appellant sub 1] en [appellante sub 2] stellen in hun zienswijzen dat de raad ten onrechte niet dezelfde goothoogte en de functieaanduiding ‘opslag’ aan het kadastrale perceel [...] heeft toegekend, als aan de percelen achter [locatie 1]-[locatie 3]. [appellante sub 2] stelt in dit verband in haar bedrijfsbelang te worden geraakt.

8.1.    De Afdeling stelt vast dat het perceel [...], dat zich niet achter de percelen aan de [locatie 1]-[locatie 3] maar achter het perceel aan de [locatie 4] bevindt, in eigendom is van [appellante sub 2] en dat zij dit perceel ook feitelijk in gebruik heeft. De Afdeling stelt voorts vast dat op het perceel [...] een maximale goothoogte van 4,5 m geldt en dat daaraan niet de functieaanduiding ‘opslag’ is toegekend.

8.2.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij een verhoging van de goothoogte van 4,5 m naar 6 m en de functieaanduiding ‘opslag’ voor het perceel [...] niet wenselijk acht, aangezien dit een tussenliggend perceel betreft tussen het perceel van [bedrijf] en het recreatieve perceel van [hotel]. In dit verband heeft de raad gesteld dat hij het stapelen van containers tot 6 m goothoogte hier niet wenselijk acht in relatie tot de omgeving. De raad heeft verder toegelicht dat hij reeds tegemoet is gekomen aan de wensen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] door een verruiming toe te staan op het perceel achter [locatie 1]-[locatie 3], door een maximale goothoogte van 6 m, een maximale bouwhoogte van 10 m en de functieaanduiding ‘opslag’ toe te kennen. Ook heeft de raad toegelicht dat het perceel [...] ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan nog de bestemming "Bos" had en dit in het voorliggende plan is veranderd in de bestemming "Bedrijventerrein", zodat [appellante sub 2] meer ruimte heeft ten behoeve van haar bedrijfsuitoefening.

Gelet op de gegeven toelichting van de raad, heeft de raad in redelijkheid een maximale goothoogte van 4,5 m aan het perceel [...] kunnen toekennen en heeft de raad niet ook in de functieaanduiding ‘opslag’ voor dit perceel hoeven te voorzien. Daarbij betrekt de Afdeling dat het perceel [...] zodanig ver weg ligt van de loods op het perceel [locatie 2], dat aan de daar geldende goothoogte van 6 m in dit geval geen betekenis toekomt bij het bepalen van de goothoogte voor het perceel [...].

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.    De conclusie is dat de gebreken met het herstelbesluit zijn hersteld. De beroepen tegen het herstelbesluit zijn ongegrond.

10.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Texel van 11 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Waal" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Texel van 11 juli 2018, voor zover het de percelen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aan de [locatie 1]-[locatie 3] betreft;

III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Texel van 7 november 2019 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "De Waal" ongegrond;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Texel tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 625,87 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro en zevenentachtig cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Texel aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt;

VI.    gelast dat de raad van de gemeente Texel aan [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

91-928.