Uitspraak 201907271/1/R4


Volledige tekst

201907271/1/R4.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Rotterdam,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2019 heeft het college zijn beslissing om op 31 juli 2019 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten €125,00, voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 28 augustus 2019 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2020, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door I. Keric, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 31 juli 2019 is aangetroffen naast een ondergrondse inzamelcontainer (hierna: container) ter hoogte van het perceel Goudse Rijweg 18 in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat in de huisvuilzak een medicijndoosje is aangetroffen met daarop de adresgegevens van [appellant]. Daarom heeft het college [appellant] als overtreder aangemerkt van artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 (hierna: Afvalstoffenverordening) in verbinding met artikel 6, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2018 (hierna: Uitvoeringsbesluit).

2.    [appellant] betoogt dat hij de overtreding niet heeft begaan.

2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen mag ervan worden uitgegaan dat de persoon van wie de aangetroffen afvalstoffen afkomstig zijn, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij de overtreding niet heeft begaan (vgl. uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432).

2.2.    [appellant] stelt in zijn beroepschrift geen feiten of omstandigheden op grond waarvan hij niet zou zijn aan te merken als degene die de huisvuilzak naast de container ter hoogte van het perceel Goudse Rijweg 18 in Rotterdam heeft geplaatst. In zijn bezwaarschrift heeft [appellant] bovendien erkend dat hij de huisvuilzak naast de container heeft geplaatst.

Ter zitting heeft hij gesteld dat hij de huisvuilzak naast de voordeur van zijn woning heeft geplaatst en dat zijn buurvrouw heeft gezien dat een handhaver de huisvuilzak vervolgens naast de container heeft geplaatst. Met een dergelijke eerst ter zitting aangevoerde verklaring, in tegenspraak tot zijn eerdere erkenning, heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat hij niet de overtreding heeft begaan. Daar komt bij dat de verklaring dat een handhaver uit eigen beweging een afvalzak bij een voordeur weghaalt en bij een container plaatst, op zichzelf beschouwd niet overtuigend is. Het college heeft hem dan ook terecht als overtreder aangemerkt.

Het betoog faalt.

3.    Voor het geval de Afdeling toch zou oordelen dat het college hem  terecht als overtreder heeft aangemerkt, betoogt [appellant] dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang. Volgens hem is er sprake van bijzondere omstandigheden waardoor het college van handhavend optreden had moeten afzien. [appellant] stelt dat op 31 juli 2019 de container aan de Goudse Rijweg vol was en ook de containers aan de nabijgelegen Ommoordsestraat en de Schinkelstraat. Hij stelt dat de container aan de Goudse Rijweg regelmatig vol is, omdat er te weinig containers in de buurt staan en deze door de gemeente te weinig worden geleegd. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de containers regelmatig vol zit, verwijst [appellant] naar foto’s.

Verder stelt hij dat het op 31 juli 2019 erg warm was, waardoor van hem niet kon worden verwacht dat hij de huisvuilzak thuis bewaarde.

Hij stelt dat hij niet wist dat het niet is toegestaan om een huisvuilzak naast de container te plaatsen. In dit verband merkt [appellant] op dat hij nooit een gemeentelijke publicatie hierover heeft gezien en dat niet alle containers zijn voorzien van een waarschuwingssticker. Zo zou die op de container aan de Schinkelstraat ontbreken.

Volgens [appellant] heeft het college de kosten van de toepassing van bestuursdwang redelijkerwijze niet voor zijn rekening kunnen laten komen.

3.1.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

3.2.    In het aan het besluit van 31 juli 2019 ten grondslag gelegde rapport staat dat de container aan de Goudse Rijweg op 31 juli 2019 vol was. Een volle container, of dit nu regelmatig voorkomt of niet, ontsloeg [appellant] niet van zijn verplichting de huisvuilzak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden, bijvoorbeeld op een ander moment of bij een andere container, zoals die aan de nabijgelegen Fuikstraat. Dit geldt ook indien het een warme dag was, zoals [appellant] heeft gesteld. Het eventuele ontbreken van een sticker op een container waarop staat dat het niet is toegestaan huisvuil naast de container te plaatsen, maakt dit niet anders. Dat geldt ook voor de gestelde omstandigheid dat [appellant] nooit een gemeentelijke publicatie hierover heeft gezien. Hij kon weten dat het plaatsen van huisvuil naast een container niet is toegestaan, nu het plaatselijke afvalbeleid publiekelijk bekend is gemaakt, en zo ook online kan worden geraadpleegd.

De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang. Ook heeft het college de kosten hiervan op hem mogen verhalen. In beginsel behoren de kosten immers voor rekening van de overtreder te komen.

Het betoog faalt.

4.    Het beroep is ongegrond.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

963-163