Uitspraak 201907291/1/R1


Volledige tekst

201907291/1/R1.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Almen, gemeente Lochem, en anderen,
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Lochem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft het college de locatie hoek Blauwedijk/Bakkersteeg in Almen aangewezen als locatie voor inzamelvoorzieningen voor papier, PMD, restafval, incontinentiemateriaal, textiel en glas.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2020, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en H. Kapelle, en het college, vertegenwoordigd door M. Niessink, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het college heeft de locatie hoek Blauwedijk/Bakkersteeg aangewezen als locatie voor inzamelvoorzieningen voor papier, PMD, restafval, incontinentiemateriaal, textiel en glas (hierna: milieuparkje).

[appellant] en anderen zijn eigenaren van de woningen die in de nabijheid van deze locatie liggen en vrezen voor onder meer verkeershinder en aantasting van de landschappelijke waarde ter plaatse van het milieuparkje.

Beoordelingskader

2.    Bij de keuze voor een locatie voor ondergrondse inzamelvoorzieningen moet het college een afweging maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college al dan niet in redelijkheid tot zijn keuze voor de aangewezen locatie heeft kunnen komen.

Verkeer

3.    [appellant] en anderen betogen dat het college niet in redelijkheid voor de aangewezen locatie heeft kunnen kiezen omdat de inzamelvoorzieningen en het gebruik daarvan zullen leiden tot verkeershinder en belemmering van de verkeersdoorstroming. Hiertoe voeren zij aan dat de locatie een verkeersaantrekkende werking zal hebben op de Bakkersteeg, Blauwedijk en Vunderingweg, omdat bewoners vanuit zowel de dorpskern als het buitengebied met de auto hun afval zullen aanleveren. Dit geldt te meer, omdat de locatie op ongeveer 650 m van de dorpskern is verwijderd. Het college stelt dat er geen kengetallen bekend zijn voor een milieuparkje en dat de inzamelvoorzieningen en het gebruik daarvan niet zullen leiden tot verkeershinder, maar onderbouwt dit standpunt volgens [appellant] en anderen ten onrechte niet. Verder voeren zij aan dat bezoekers hun auto’s zullen parkeren op de rijbaan, zodat doorstroming van het verkeer zal worden belemmerd.

3.1.    De Afdeling overweegt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen onevenredige verkeershinder en belemmering van de verkeersdoorstroming zal voordoen als gevolg van de plaatsing en het gebruik van de inzamelvoorzieningen in het milieuparkje. Het college heeft advies ingewonnen bij het team Verkeer van de afdeling Ruimte. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het aantal verkeersbewegingen volgens dit advies zal toenemen, maar dat dit past binnen het normale gebruik van die wegen, zodat geen verkeerskundige problemen worden verwacht. [appellant] en anderen hebben dit verkeerskundig advies niet gemotiveerd bestreden. De enkele omstandigheid dat bewoners met de auto naar het milieuparkje komen, betekent op zichzelf niet dat sprake zal zijn van onevenredige verkeershinder. Ook de doorstroming van het verkeer zal volgens het college niet worden belemmerd, omdat ter plaatse is voorzien in parkeerplaatsen. Hierdoor kunnen bezoekers van het milieuparkje hun auto vrij van de rijbaan parkeren, aldus het college. [appellant] en anderen hebben dit evenmin gemotiveerd bestreden. Voor zover [appellant] en anderen vrezen dat op de rijbaan wordt geparkeerd, is dat een kwestie van handhaving. Er is niet gebleken dat het aantal voorziene parkeerplaatsen niet afdoende is.

Het betoog faalt.

Landschap

4.    [appellant] en anderen betogen dat als gevolg van het milieuparkje, dat zal worden voorzien in het landelijk gebied, de landschappelijke waarde van het omliggende gebied en de zichtlijn op het dorp Almen wordt aangetast. Hiertoe voeren zij aan dat het milieuparkje afbreuk doet aan het agrarische en landschappelijke karakter en tot "verrommeling" van het landschap zal leiden. Verder voeren zij aan dat de keuze van de locatie in strijd is met diverse visies en plannen. Daarnaast voeren [appellant] en anderen aan dat de aanleg van het milieuparkje op deze locatie, die tot het Belvedèregebied behoort, in strijd is met de zware eisen die voor dit gebied aan de landschappelijke inpassing van werken worden gesteld. In dit verband wijzen appellanten bijvoorbeeld op de  eisen in het kader van de aanleg van een ondergrondse transportleiding voor aardgas van Ommen naar Angerlo in het rapport "Noord-Zuid Project Milieueffectrapport Leiding Ommen-Angerloo" van 6 januari 2009 (hierna: MER), opgesteld door Arcadis voor de aanleg van deze transportleiding.

4.1.    Het college heeft ter zitting toegelicht dat het milieuparkje zal bestaan uit ondergrondse containers met bovengrondse vulopeningen met een hoogte van ongeveer 1 m. De locatie van het milieuparkje is getoetst aan het Landschap Ontwikkelingsplan (hierna: LOP). Het LOP staat volgens het college niet in de weg aan dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. De beoogde locatie ligt op de grens van de bebouwde kom van Almen in een gebied dat is aangeduid als "beekdal". Het realiseren van het milieuparkje doet volgens het college geen grote afbreuk aan het beekdal. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van het milieuparkje geen sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van de landschappelijke waarde en de zichtlijn. Daarbij heeft het college in aanmerking mogen nemen dat het milieuparkje wordt voorzien van een afschermende haag  zodat geen sprake zal zijn van een verrommeling van het landschap. Verder heeft het college in aanmerking mogen nemen dat de beoogde locatie direct tegen de grens van de bebouwde kom ligt en de bestemming "Verkeer" heeft. Voor zover [appellant] en anderen aanvoeren dat de locatie van het milieuparkje in strijd is met diverse visies en plannen, hebben zij niet gemotiveerd waarom het milieuparkje daarmee in strijd zou zijn. De enkele verwijzing naar die visies en plannen is onvoldoende.

Het aangevoerde leidt dan ook niet tot het oordeel dat het college om redenen van landschappelijke inpassing niet in redelijkheid voor de aangewezen locatie heeft kunnen kiezen.

Het betoog faalt.

Dassenwissel

5.    [appellant] en anderen betogen dat de locatie voor het milieuparkje een verstorende werking zal hebben op de dassenwissel in dit gebied, die langs de kwelsloot evenwijdig aan de Bakkersteeg loopt. Daarbij wijzen zij er ook op dat de mobiliteit van breng- en haalverkeer naar het milieuplein nog zal toenemen om de doelstellingen van het gemeentelijk Afvalbeleidsplan 2016-2019 mogelijk te maken.

5.1.    Het college heeft ter zitting toegelicht dat dassen vooral in de nachtelijke uren actief zijn. [appellant] en anderen hebben dit niet bestreden. Nu in de nachtelijke uren doorgaans geen gebruik zal worden gemaakt van het milieuparkje, zal volgens het college geen sprake zijn van een verstoring van de dassenwissel. Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van de inzamelvoorzieningen op het milieuparkje geen negatieve effecten zal hebben op de dassenwissel.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

91-877.